Wonderkind
Konrad Gessner wordt beschouwd als de grootste geleerde van de Renaissance. Hij was een man met een onuitputtelijke nieuwsgierigheid en werklust. Hij was dan ook arts, filosoof, theoloog, bioloog, linguïst, arts, vertaler, natuurkundige en literatuurhistoricus tegelijk! Hij sprak zeven vreemde talen vloeiend: Latijns, Grieks, Hebreeuws, Frans, Italiaans, Nederlands en Arabisch. Hij publiceerde een groot aantal boeken en dankzij
zijn pionierswerk op velerlei gebied en zijn wetenschappelijk werken genoot hij internationaal gezag. Gessner of Gesner?
Velen schrijven de naam als 'Gesner' maar dit is onterecht, en komt waarschijnlijk voor uit de Latijnse naam Gesnerus - in die tijd was het heel gebruikelijk om je naam te verlatijnsen. Maar in het Duits is alleen de vorm Gessner correct (sporadisch komt ook de schrijfwijze Geßner voor)..
Arm gezin
Konrad werd op 26 maart 1516 in
Zürich, Zwitserland geboren. Zijn ouders,
Urs en Anna Barbara, waren zeer arm en omdat
zij veel kinderen hadden, werd hij vanaf
zijn vijfde door zijn oudoom Johannes Frick
opgevoed. Deze oudoom had een grote liefde
voor de natuur en dit bracht hij over op
de kleine Konrad.
top
Verzoek aan Zwingli In 1524 ging hij naar de Latijnse School (een soort gymnasium; voorbereiding op de universiteit). Toen al bleek dat hij vele interesses had. Niet alleen voor oude talen en theologie, maar ook voor botanie, zoölogie en natuurwetenschappen. Omdat het echter door de armoede van de familie onmogelijk was dat hij kon studeren, zond hij een brief aan Ulrich Zwingli, met het verzoek of Zwingli hem kon helpen. Zwingli is de grondlegger van het Zwinglianisme ten tijde van de Reformatie. Zwingli zorgde ervoor dat Konrad een beurs kreeg, zodat hij toch kon studeren.
Studententijd Hij studeerde theologie in Bourges en Parijs, maar omdat rond die tijd de protestanten (de aanhangers van de Reformatie) werden vervolgd, verliet hij eind 1534 Parijs en keerde terug naar Straatsburg. Hij ontmoette de mooie Barbara Singerin, met wie hij trouwde. Maar omdat zij geen middelen van zichzelf had en nogal ziekelijk was, waren de geldproblemen niet opgelost. Het huwelijk bleef kinderloos. top
Eerste werk Hij werkte als leraar aan de Latijnse School tot het eind van 1536, toen hij opnieuw een studiebeurs kreeg, nu om in Bazel verder medicijnen te studeren. Toen hij twintig was, schreef hij al een Grieks-Latijns woordenboek dat in 1537 werd uitgegeven als Lexicon Graecolatinum. In datzelfde jaar werd hij als leraar Grieks aangesteld in de nieuw opgerichte Universiteit van Lausanne. Hij bestudeerde daar botanie, en maakte vele excursies in de Alpen. Doordat
hij een scherp waarnemer was, ontdekte hij meer dan 200 nieuwe planten. Deze excursies waarbij hij intensief dieren en planten bestudeerde en onderzocht, zouden zich later vertalen in diverse boeken.
Productieve tijd Op zijn vierentwintigste nam hij
zijn medicijnstudie weer op, nu in Montpellier.
Een jaar later verscheen Libellus de lacte,
et operibus lactariis, een boek over de kunst van het
destilleren. Hij correspondeerde
frequent met vakgenoten en vooraanstaande
personen van het humanisme en de Reformatie.
Hij was dan ook een fervent voorstander
van Zwingli's theoriën. Doordat
hij in het buitenland was geweest voor zijn
studie, had hij nieuwe ervaringen opgedaan.
Hij bezocht de botanische tuinen die er
waren, maakte heel veel wandelingen, vooral
in de Alpen, en tekende de dieren en planten
die hij zag.
|
top
Eindelijk arts! In 1541 verwierf hij dan eindelijk de titel van arts. Als praktiserend arts verbleef hij in Zürich, en in die periode begon hij aan zijn Bibliotheca Universalis, die in 1545 gepubliceerd zou worden en die hem grote faam bezorgde. Het is een lijvig boekwerk waarin op alfabetische volgorde circa 3000 auteurs vermeld zijn van Griekse, Latijnse en Hebreeuwse werken, van de klassieke tijd tot zijn eigen tijd.
Hij vermeldt niet slechts de titel en naam, maar geeft ook een korte beschrijving en meldt wat hij van het werk vind - en dat van 3000 auteurs! Het lijkt wel of complete overzichten schrijven een uitvinding van die tijd is, want ook Ulissi Aldrovandi wilde graag een compleet overzicht schrijven (over de natuurlijke geschiedenis).
In 1555 schreef Konrad de Apendix Bibliothecae bij, dat een appendix is van zijn Bibliotheca Universalis. Met dit werk had Gessner de eerste internationale bibliografie samengesteld en het was dan ook door dit werk dat hij Vader der Bibliografie werd genoemd. Pionierswerk Omdat hij nog steeds niet veel verdiende, werkte hij naast zijn artsenpraktijk als vertaler. Het zou heel goed kunnen dat hij daarom ook boeken publiceerde, hoewel zijn drang om zijn kennis te verspreiden ook wel een rol zal hebben gespeeld. Omdat hij veel van talen hield, en van vele ook een grondige kennis had, was het niet verwonderlijk dat hij daar een boek over schreef: Mithridates. Het is een vergelijkend onderzoek over de oude en nieuwe talen en verscheen voor het eerst in 1555. Het geldt als een baanbrekend werk over de linguïstiek en Konrad verrichtte hiermee pionierswerk. top
Nog meer boeken Op zijn dertigste werd hij professor in de natuurkunde. In 1549 verscheen Partitiones Theologicae, het laatste boek van de Bibliotheca Universalis. In dit boek zijn alle theologische disciplines gerangschikt. Het is de enige bibliografische encyclopedie van de Reformatie. In 1552 verscheen Thesaurus Euonymi Philiatri de remediis secretis, een boek over de ontwikkeling van de chemie.
Levenswerk
In de periode
1551-1634 verscheen zijn Historia Animalium, een ongekend
meesterwerk dat uiteindelijk zes delen zou
beslaan, en dat een encyclopedie is over
alle toentertijd bekende dieren, inclusief
de mythische en denkbeeldige dieren. Ook
de cavia beschrijft hij en hij heeft ook
een tekening
van de cavia gemaakt. De encylopedie was
hèt standaardwerk in de 16e en 17e
eeuw over dieren. En niet ten onrechte,
want zijn encyclopedie was de eerste in
zijn soort sinds Aristoteles 1800 jaar daarvoor
een overzicht maakte van de dierenwereld.
De eerste vier delen, Zoogdieren, Amfibieën
en reptielen, Vogels en Waterdieren verschenen
in de periode 1551-1558, toen hij nog leefde.
Deel vijf en zes, Slangen en Insecten, verschenen
postuum in de periode 1587-1634. |
Titelblad
'Historia Animalium'.
|
De cavia Gessner tekende ook de cavia. Dit was de eerste keer dat een Europeaan de cavia tekende.
|
De cavia
zoals getekend door Gessner. Of de tekening
waarheidsgetrouw is - of de cavia's er lang
geleden echt zo uitzagen - weet ik natuurlijk
niet, maar je kan wel zien dat het om een
cavia gaat - een 16e eeuwse cavia in dit
geval! |
top Gigantische klus Wat een enorm werk dit is geweest, wordt duidelijk als je bedenkt dat de eerste vier delen 4500 bladzijden beslaan en meer dan 1000 illustraties hebben. Maar Konrad was niet bang om veel werk te verzetten en voor zijn Historia Animalium zocht hij alle bestaande kennis over alle dieren op. Hoeveel boeken en geschriften hij heeft doorgenomen kan je alleen maar raden, maar het moeten er vele honderden, zo niet duizenden geweest zijn. Alles wat hij onder ogen kreeg dat betrekking had op een dier, heeft hij zorgvuldig onderzocht op geldigheid en waar nodig deed hij ook zelf onderzoek. Veel van de teksten zijn rechtstreeks
overgenomen van klassieke en Middeleeuwse auteurs, maar bij vele teksten staan zijn opmerkingen en bevindingen.
De tekeningen
hebben hem evenveel werk gekost. Vele heeft
hij exclusief voor de encyclopedie gemaakt,
andere werden geleend van collega’s en sommige
zijn overgenomen uit eerdere werken. Hoewel
de illustraties lang niet altijd correct
waren, werden ze jarenlang door vele anderen
gekopieerd.
'Pocket'uitgave Van de Historia Animalium werd ook een populaire verkorte uitgave gemaakt: Thier-, Vogel-, Fisch- und Schlangenbuch, die tussen 1557 en 1589 in meerdere oplagen gedrukt en verspreid werd. Namen die ook in omloop zijn voor dit boek zijn 'Thierbuch' en 'Tierenbuch'.
top
Eigen overtuiging
Door de invloed van Zwingli en de Reformatie, en door zijn eigen ontwikkeling die voortkwam uit de vele studies en de vele onderzoeken die hij had gedaan, kwam hij tot een eigen theorie over de wereld. Zijn overtuiging dat de theologie de ‘koningin van de wetenschap is’ en als hulpmiddelen alle disciplines, zoals filosofie, medicijnen en natuurwetenschappen aan kan roepen, leidde hem tot de theorie dat de mens een integraal bestanddeel
is van de natuur. Hij geloofde dan ook dat het christelijke en natuurwetenschappelijk wereldbeeld niet gescheiden kon worden. Vlak voor zijn dood was hij nog bezig om hier een boek over te schrijven. Dat wat er rest van dit boek is slechts fragmentarisch.
'Plantaardige' versie van Historia Animalium Voorts had hij nog tijd om een andere meesterwerk te schrijven, de Historia plantarum. Dit werk telt meer dan 1500 afbeeldingen van alle destijds bekende planten. De nieuwe planten die hij ontdekt had, staan hier natuurlijk ook in vermeld. Het bijzondere van dit boek is dat de planten gerangschikt zijn op morfologische wijze (vormleer). Een andere
bijzonderheid is dat het boek exacte detailtekeningen van plantenorganen bevat. top
Eindelijk erkenning - en geld! In 1552 verwierf hij de positie van onderstadsgeneesheer en in 1554 de positie van stadsgeneesheer. Dat is ook het jaar waarin hij de botanische tuin in Zürich stichtte. In 1553 verscheen nog De Banes, een boek met een verzameling badvoorschriften van de Romeinse, Alexandrijnse en Arabische tijd tot zijn tijd, waarbij hij tevens de geneeskrachtige bronnen in Duitsland en in Zwitserland vermeldt. In 1558 kreeg hij de positie van domheer, een geestelijk ambt waaraan een grote toelage verbonden was. Eindelijk waren de geldzorgen definitief voorbij! De bekroning op zijn werk kwam in 1564, twee jaar voor zijn dood, toen hij werd door Keizer Ferdinand I in de adelstand
verheven werd. Het eind Vlak voor zijn dood verscheen nog De omni rerum fossilium genere, gemmis, lapidibus, metallis, een boek over fossielen, stenen en kristallen.
Op 14 december 1565 stierf hij aan de builenpest, slechts 49 jaar oud. Als je bedenkt wat hij allemaal heeft gedaan in zijn leven, is het geen wonder dat hij altijd maar aan het werk was. Een vriend van hem berichtte dat hij tot zijn laatste ademteug, toen hij al zeer ziek was, nòg had gewerkt. Het voorwoord uit zijn boek Vogels, van de Historia Animalium, luidt als volgt:
Mijn doelstelling was, toen ik ermee begon, de kennis der dingen zelf, en de volledige beschouwing van de natuur. Voor de zielen die naar kennis streven en die alles vereren wat de hoogste Schepper heeft gemaakt, is er slechts één weg: het bestijgen van de ladder om zo tot het allerhoogste goed te komen: kennis.
Konrad Gessner op latere leeftijd.
|