De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.




































 

Ratwine's cavia is ziek. Het gaat slechter en slechter met hem en ondanks Ratwine's goede zorgen, sterft het diertje. Ratwine brengt hem naar de dierenarts, maar eenmaal daar kan ze maar moeilijk afstand doen van haar kleine vriendje. Ze hebben geen afscheid kunnen nemen, het ging té snel, en nu wil ze hem niet laten gaan. De dierenarts wijst haar een apart kamertje, waar ze rustig afscheid kan nemen.
Maar dat afscheid is héél anders dan Ratwine zich had voorgesteld...

Het verhaal De caviahemel komt uit de bundel verhalen Niets is wat het lijkt (ISBN 9058771660, Forte Uitgevers bv, Utrecht). Nico Voskamp gaf toestemming om dit verhaal op deze site te plaatsen als kerstverhaal 2006.

Kerstverhaal 2006 - De caviahemel



Ratwine stond bovenaan de trap. "Mam!"
Margaretha, haar moeder, goot bijna de koffie over de rand van de beker. "Verdorie, wat nu weer?"
"Mam, wil je even boven komen?"
Margaretha zette de koffiepot neer. "Wat is er?"
"Kom nou even!"
"Dat klinkt best dringend," zei Klaas, die op visite was.
Margaretha liep de trap op. Het was even stil, toen kwam ze rennend weer naar beneden met Ratwine achter haar aan.
"Klaas," hijgde Margaretha, "jij bent met de auto hè?"
"Dat klopt. Hoezo?"
"Ratwine's cavia is ziek, het ziet er niet goed uit. Ik denk dat we naar de dierenarts moeten."
"Nu? Het is zondag."
"Er is toch wel iemand die weekenddienst heeft? Ik bel wel even. Tenminste… als jij wilt rijden."
"Natuurlijk. Wat is er met de cavia?"
"Hij beweegt bijna niet meer en hij wil niet eten."En hij maakt vreemde geluidjes."
"Mmpf," bromde Klaas met een nieuwe hap gevulde koek in zijn mond, "Cavia's maken altijd vreemde geluidjes. Oink, oink, is het niet?"
Ratwine stond in de kamer met een handdoek in haar armen. Ze vond het grapje niet leuk. Klaas nam een laatste slok en ging bij haar staan. "Hoe heet hij?"
Ratwine vouwde de handdoek open. "Hij heet Dondersteen," zei ze. "Weet jij wat er met hem is?"
Klaas keek moeilijk. "Ik heb niet zo veel verstand van cavia's. Deze ziet er vrij normaal uit, maar niet erg levendig." Dat was waar. De cavia lag met zijn achterpootjes uitgestrekt op de handdoek te hijgen. Het lijfje ging hevig op en neer, alsof hij het geweldig benauwd had.
"Dondersteen hè? Aparte naam."
"Het is een heel ondeugende cavia, daarom heet hij Dondersteen. Hij eet al sinds gisteren niet," zei Ratwine.
"We rijden wel even naar de dierenarts."
"Ik heb het adres," zei Margaretha
"Heb je geld?", vroeg Klaas, "het is weekendtarief, dus veel duurder. Die beesten zullen ook nooit eens ziek worden op een gewone werkdag."
Margaretha keek hem bestraffend aan.
"Sorry,' zei hij en hij hield de achterdeur voor Ratwine met haar handdoek open.


De dienstdoende dierenarts was gelukkig maar drie dorpen verderop. Een halfuurtje rijden en ze waren er.
In een paar minuten had de arts Dondersteen onderzocht. "Ik kan niet veel voor hem doen," zei hij, "hij is erg lusteloos. Hoe lang heeft hij niet gegeten?"
"Sinds gisteren, en ook niets gedronken."
"Mm. We geven hem een injectie om zijn eetlust op te wekken. En je krijgt van mij speciaal voedsel mee. Dat moet je met water mengen tot het zo dik is als yoghurt, het wordt dan een soort babyvoedsel. Daarna injecteer je hem met dit spul door hem een injectiespuitje in zijn bek te geven. Kleine beetjes tegelijk. Ik hoop dat hij dan weer uit zichzelf gaat eten. Meer kunnen we niet doen."
Hij gaf een zakje vol poeder mee, en een plastic injectiespuitje. Margaretha betaalde en ze gingen terug naar huis.
Ratwine zat achter in de auto en aaide Dondersteen zachtjes. Het diertje trilde niet meer. Eigenlijk deed het helemaal niets meer, behalve hijgen. Als ze thuis waren, zou ze hem gelijk te eten geven.
Klaas hield Dondersteen vast en zij druppelde met het spuitje het voedsel in zijn bek. Dat ging allemaal goed. Behalve dat hij het niet doorslikte.
Ze waren een paar minuten bezig en schoten niets op. Het voedsel druppelde langs zijn bekje. Dondersteen lag er lusteloos bij.
"Nee," zei Klaas, "ik geloof niet dat hij er iets van binnen krijgt."
Dat zag Ratwine ook.
"Zullen we het straks nog een keer proberen?" zei Klaas. "Misschien gaat de injectie dan beter werken."
"Goed."
Ratwine nam Dondersteen mee naar boven. Ze legde hem in zijn handdoekje naast haar op het bed en pakte haar agenda. Er moest geleerd worden. Morgen had ze een toets. Maar er kwam natuurlijk helemaal niks van het leren.
Dondersteen maakte zachte piepgeluidjes.
Ze ging bij hem kijken. Net op tijd, want hij had zich naar voren gewerkt en lag op de rand van het bed. Ze pakte hem op net toen hij een sprong wilde maken. Gered van een duikvlucht naar het zeil. "Pas op, suffie," zei ze en aaide zijn vacht.
Een onaangename geur vulde haar neus. Was dat Dondersteen? Ze snuffelde. De cavia rook inderdaad onprettig, dat had ze bij hem nog nooit gemerkt. Zou hij er heel slecht aan toe zijn? Ze was bang van wel.
Weer liep ze naar benden met de cavia in de handdoek. Nog een keer probeerde ze hem te eten te geven met het injectiespuitje. Het aangemaakte babyvoedsel liep er even hard weer uit. Hij vertikte het om te eten of te drinken.
Verdrietig legde ze de spuit weg.
Dit ging fout.
Ze nam Dondersteen mee naar boven. Onderweg voelde ze het eigenlijk al; de cavia bewoog niet meer. Ze legde hem op het bed en vouwde de handdoek open. Bewegingloos lag het donkerbruine diertje er. Zijn oogjes waren gesloten. Ze keek scherp naar zijn borst. Haalde hij nog adem?
Nee.
Ook niet toen ze haar hand op het nog warme lijfje legde. Er zat geen beweging meer in het borstkasje. Hij was dood.
Ratwine had het al aan voelen komen, maar toch kwam het als een schok.
Naast de cavia ging ze zitten. Tranen vulden haar ogen. Zachtjes strelend pakte ze Dondersteen op en hield hem tegen haar borst. Het was maar een cavia, zouden haar vriendinnen zeggen, moet je daar zo verdrietig om zijn? Toevallig wel. Dondersteen was altijd een lief beestje geweest. Een beetje schuw natuurlijk. Dat hoorde bij cavia's. Als je hem in een handdoek bij je nam, kroop hij vanzelf in de holte van je arm. Daar bleef hij zachtjes oinkend zitten.
Bij het denken aan die momentjes huilde Ratwine. Ze deed het zachtjes, ze wilde niet dat haar moeder naar boven kwam. Dit wilde ze samen met Dondersteen doen, net zoals ze vaak samen in haar kamer hadden gezeten.


Na een tijdje werden haar tranen minder.
Haar cavia was dood en hoe ging het nu verder? Wat moest ze doen? De cavia begraven in de tuin? Ze wist niet of Margaretha dat goed vond. Hem meegeven met de vuilnisman? Dat was wel erg harteloos. Misschien kon ze ermee naar de dierenarts gaan. Daar werden dode dieren opgehaald, had ze gehoord. Wat het kostte, wist ze niet.
Ze legde Dondersteen terug in zijn handdoek en ging naar beneden. Overleggen met Margaretha
"Je mag hem best in de tuin begraven," zei ze.
Ratwine schudde haar hoofd. "Dat is niet gezond. We weten niet waar Dondersteen aan doodgegaan is. Als we hem in de tuin begraven, komen er misschien bacteriën in de grond, die de planten aan kunnen tasten. Ik heb zoiets in een boekje gelezen."
"Wat dan?"
"Ja…"
"Bel de dierenarts op. Misschien kun je hem daar naartoe brengen."
Dat bleek een goed idee.
Het was geen probleem om Dondersteen bij de dierenarts achter te laten. Het kon maandag. Wat er daarna gebeurde, wilde Ratwine liever niet weten. Waarschijnlijk werd hij opgehaald en samen met andere dode dieren begraven. Of gecremeerd. Hoe dan ook, het was een betere begrafenis dan in de vuilnisbak.
Maandagmiddag na school fietste ze erheen.
Dondersteen had ze in een plastic zakje gedaan, met daaromheen de handdoek. Ze moest even wachten in een zijkamer.
Toen de dierenarts na een tijdje de deur opendeed, nam hij het dode diertje over. "Ik zorg er verder voor, dank je."
"Wat kost het?"
"Niets."
"Oh, bedankt. Eh… mag ik hem nog één keer vasthouden?"
"Natuurlijk. Alsjeblieft, ik moet even iemand anders helpen. Ga maar even in dit kamertje zitten. Daar is het rustig."
Voor de laatste keer nam ze Dondersteen aan. Zijn zachte vachtje voelde nog altijd zacht aan, al was het lijfje akelig koud geworden. De mooie bruine oogjes zouden nooit meer open gaan. Nooit zou ze hem meer horen oinken, of keihard door zijn kooi horen sprinten. Tranen liepen langs haar neus.
Waarom moest dit zo zijn? Dat een leven zo abrupt afgelopen kon zijn, dat hoorde toch eigenlijk niet. Ze had het gevoel alsof ze niet goed afscheid had kunnen nemen van haar lievelingsdier. Opeens was hij dood.
Zo meteen gaf ze hem aan de dierenarts en dan was hij weg. Voor altijd.
Het dode lichaampje lag in haar handen. Arm Dondersteentje, had ze maar afscheid van hem kunnen nemen. Ze tilde het dode diertje op en beroerde de zachte vacht met haar lippen. Heel zachtjes kuste ze haar cavia, voor de allerlaatste keer.
"Ik wou dat ik nog een keertje tegen je kon praten," zei ze zachtjes.
Niemand kon haar horen, ze was alleen in het kamertje.
Dondersteen gaf geen antwoord. Dat had ze ook niet verwacht. Of eigenlijk hoopte ze er wel op, een klein teken van leven…
"Een keertje maar, voor het allerlaatst." Smekend keek ze naar het dode dier, waarvan de oogjes nooit meer open zouden gaan. Nog een keer kuste ze hem. Hij rook beter nu. Anders. Lekkerder.
Ze snoof diep in.
Opeens kreeg Ratwine een vreemde geur in haar neus. Niet dat vieze waar Dondersteen de laatste dagen van zijn leven naar had geroken. Ook niet de geur van een dood dier. Een andere geur was het, van hooi en zaagsel en houtwol. Een schone, frisse geur.
Ze hoorde ook wat. Heel zacht. Het leek het geluid van een klemmende deur, toen werd het duidelijker. Het was een stemmetje in haar hoofd.
Automatisch keek ze om zich heen. Het kamertje van de dierenarts was leeg.
"Ratwine," zei het stemmetje.
Was er een schroefje los in haar hoofd, van verdriet misschien? Of was het echt een stemmetje dat ze hoorde?
"Ratwine," hoorde ze weer, "ik ben het."
Nog een keer keek ze om. Hartstikke niemand. Zou het…
"Ik ben het, Dondersteen."
Ze liet de cavia van schrik bijna vallen. "Dat kan niet," fluisterde ze.
Hij bewoog trouwens helemaal niet, en zijn ogen waren ook nog dicht.
"Je moet snel zijn als je afscheid van mij wilt nemen. We kunnen dat alleen doen in de hemel, maar dat is niet gemakkelijk. Je moet nu beslissen. Ik heb geen tijd meer."
"Maar…"
"Als je wilt, moet je nu in mijn nek snuiven en deze spreuk opzeggen. CARNIA NARNIA VARNIA. Ik ga nu."
"Maar…"
Geen stem meer in haar hoofd. Helemaal niets. Van de dode cavia die op het handdoekje lag, werd ze niets wijzer. Ze moest snel zijn, had het stemmetje gezegd. Waarom niet, ze kon het toch proberen?
Ze tilde het cavialijkje op en legde haar neus in de nek van het dode lijfje.
Hij rook nog steeds naar hout en gras. Vooral hout. Het was helemaal niet moeilijk om diep in te snuiven, het was zelfs wel lekker. Diep haalde ze de lucht in haar longen. Nog dieper, tot ze er duizelig van werd. Hoe was de spreuk ook alweer? "Carnia narnia varnia."
Daarna nam ze nog een snuifje lucht.
De duizeligheid werd steeds erger en erger.
Het schemerige kamertje was niet meer hetzelfde. Er was opeens veel meer licht en er woei zelfs een windje. WAS ze nog wel in dit kamertje?


Ze keek om zich heen , wankelend op haar benen. In haar hoofd draaide het als een mallemolen. De hele omgeving was anders geworden.
Het leek wel of ze in een soort ziekenhuis was. Alles om haar heen was wit, als in een soort mist. Ze kon geen muren zien, of een plafond, alleen die witte mist. Ze rook nog steeds die doordringende geur van schoon geschaafd hout.
Langzaam trok de duizeligheid weg.
O, niet alles hier was wit.
Er waren schaduwen die bewogen. Grote bruine schaduwen schoten langs haar. Het leken wel paarden, zulke grote dieren waren het. Echt duidelijk kon ze het niet zien. Hoewel, de schaduwen kwamen dichterbij. Ratwine liet de handdoek die ze nog altijd in haar handen had, zakken. Waren dat…?
Toen een schaduw vlak voor haar bleef staan wist ze het zeker.
Het waren cavia's. Reuzencavia's, en voor haar stond er eentje.
Ze was zo geschrokken, dat ze nog een paar stappen naar achteren ging. Wat was dit? Was ze misschien gekrompen, net als Alice in Wonderland? Of waren de cavia's groter geworden? Of was ze gewoon buiten westen gegaan en droomde ze?
Een antwoord op die vragen kreeg ze niet.
Veel tijd om erover na te denken ook niet. Terwijl ze haar twee stappen terug deed, botste ze tegen iets op. Het veerde mee. Haar handen raakten iets zachts, iets wolligs. Het voelde als bont. Eigenlijk durfde ze zich niet om te draaien. Ze was erg bang voor wat ze zou zien. Toch kon het moeilijk anders. De enorme cavia voor haar kwam dichterbij en ze stond met haar rug tegen… ja tegen wat eigenlijk?
Ze voelde haar benen trillen toen ze toch omkeek. De cavia waar ze tegenaan stond, was groter dan zijzelf. Het dier zat op zijn achterwerk en zijn voorpoten wezen naar haar. Geweldige poten waren het, met grotere nagels dan ze ooit gezien had. Ze slikte.
Was er iets dat ze moest doen? Iets zeggen, misschien?
Dat hoefde niet.
Een vreemde, hoge stem drong tot haar door. De stem was zo piepend dat het pijn deed aan haar oren. Tussen de hoge uithalen door was wel te verstaan wat het dier zei. "Sta wil, menskind."
Ze stond stil, niet van plan om zich te bewegen. Even niet.
"Sta stil en hoor je oordeel aan."
Dat begreep ze niet. Het moest aan haar gezicht te zien zijn geweest, want de stem ging verder: "Je weet niet waar je bent?"
Heel voorzichtig schudde ze nee.
Een hoog piepje, misschien omdat ze het niet wist. "Je bent hier om je beoordeling aan te horen. Wij geven een oordeel over je."
"Wat voor soort oordeel?" fluisterde ze.
Het piepje piepte weer. "Of je goed bent geweest voor dieren. Jij hebt toch een huisdier gehad, tot voor kort?"
"Ja?"
"Een cavia domestica, is het niet?"
"Eh, dat laatste woord ken ik niet."
"Heb je nog nooit gehoord van een Cavia aparea forma domestica? Mensen zijn inderdaad dom. Je hebt een huisdier gehouden dat al meer dan 10.000 jaar op aarde rondloopt en je weet niet eens hoe het heet?"
"Nou zeg, ik weet best hoe hij heette. Het was mijn cavia en hij heette Dondersteen." Ratwine vergat dat ze bang was.
"Kijk, het menskind verheft haar stem. Dat kun je beter laten, want je oordeel moet nog gegeven worden. Wij zoeken uit of je goed voor je huisdier hebt gezorgd."
"Natuurlijk wel," zei Ratwine verontwaardigd. Dondersteen was nooit iets te kort gekomen.j
"Tut tut wat een praatjes, dat bepalen wij wel. De meeste mensen hebben niet zo goed voor hun cavia's gezorgd, weet je. In hele grote delen van de wereld worden ze gewoon opgegeten."
Dat had Ratwine wel eens gelezen. Een gruwelijk idee was dat en ze snapte niet hoe mensen zoiets konden doen.
De hoge stem bleef klinken. "Wij cavia's hebben geen hoge pet op van jullie mensen. Jullie hebben ons omgebracht, uitgehongerd, in kooitjes geduwd, levend boven vuurtjes geroosterd omdat je ons wilde opeten, laten verdorsten, voor de sport doodgeschoten, op laten eten door honden – LEVEND op laten eten door honden -, gebruikt als proefkonijn, vermoord en ga zo maar door. Niet alle mensen doen dat gelukkig. Daarom willen we van iedereen die hier komt, weten hoe ze voor hun huisdier zorgden. Dan kunnen we een passende straf geven."
Straf? Was was dit voor krankzinnige plek? "Ik weet niet wat u wilt, maar ik kwam hier om afscheid te nemen van mijn cavia. Dondersteen. Waar ben ik eigenlijk?"
"Nog steeds niet geraden? Jullie hebben een hoop hersens, jammer dat jullie maar zo'n klein stukje ervan gebruiken. Je bent in de caviahemel, menskind. Hier word beoordeeld of je goed was of slecht."
"Maar… ik kwam hier alleen om afscheid te nemen. Dondersteen vroeg het. Hoe ben ik hier gekomen?"
"Blijkbaar wilde je dat zelf. Je hebt er heel dringend om gevraagd, en soms mag je dan met je overleden cavia mee. Het is alleen zo, dat we niet iedereen hier willen hebben. Daarom moet je eerst langs mij."
"Aha, en wie bent u?"
"Noem mij maar de Baas, zo kent iedereen me. Stil nu, ik lees je leven."
De cavia achter haar had zich al die tijd niet bewogen. Als ze omkeek, zag ze de koolzwarte oogjes strak op zich gericht. Dit dier stond op zijn vier poten. Het zag er niet uit of het zijn gemak stond, het leek meer of het klaar stond. Klaar om haar te grijpen. Waar was Dondersteen?
"Ratwine is de naam, nietwaar? Geboren te Grootendorst, thans wonend in de Huisiusstraat. Klopt dat?"
Dat klopte.
"Mmm, eens kijken. Je hebt een aantal jaar samengeleefd met een cavia aparea tschudii, diep donkerbruin van kleur."
"Dat klopt ook." Waar bleef Dondersteen? Ze merkte nu pas dat de handdoek die ze nog altijd in haar handen had, leeg was. Of was die grote…? Vluchtig keek ze om. Nee, dat was 'm niet. Dondersteen had een zwarte vlek bij zijn rechter wenkbrauw.
"Dat ziet er niet goed uit. Je hebt in die jaren maar liefst 24 keer je cavia aparea mishandeld. Een keer heb je hem zonder toezicht op de tafel laten zitten. Hij viel toen van de tafel en bezeerde zijn voorpootjes. Hij moest daarna hinkend door het leven."
"Huh?" Ratwine kon zich dit niet herinneren.
"Meteen al in het begin, toen hij net bij jullie woonde, heb je hem hard in een hoek gesmeten. Hij had zijn ontlasting naast de krant gedaan. Hoe kon het dier dit weten, menskind? Dat smijten in een hoek is vaak gebeurd, zie ik. Schande."
De stem klonk, hoewel piephoog, steeds strenger.
"Daar weet ik niets van, echt niet," wierp Ratwine tegen. Dit moest over iemand anders gaan.
De Baas ging door. "Veel erger zijn die keren dat je zogenaamd 'speelde' met je cavia. Weet je dat nog? Hier: op 2 september heb je hem meegenomen in bad. In jullie ligbad heb je hem losgelaten om te kijken of hij kon zwemmen. Hij is toen bijna verdronken. Niet zo mooi."
"Eh…"
"24 december. Buiten laten staan bij het verversen van de kooi. Vergeten dat het 7 graden vroor. Na drie uur haalde je hem pas weer naar binnen. Het arme dier had op een haar na longontsteking opgelopen. Slordig."
"Ik geloof…" Wanhopig wilde Ratwine iets zeggen. De piepende stem tegenover haar hield niet op. "4 januari. Je cavia een doodsschrik bezorgd door een oud rotje vlakbij zijn kooi af te steken. Cavia's kunnen niet tegen herrie, dat zou je moeten weten."
Ratwine stak haar vinger op. Ze wilde echt heel graag iets zeggen, maar haar concentratie werd verstoord. In haar nek voelde ze een hete luchtstroom. Uit haar ooghoek zag ze wat het was. De grote cavia achter haar was dichterbij gekomen. Zo dichtbij, dat zijn scherpe tanden niet ver bij haar nek vandaan waren. Van zo vlakbij waren zijn kleine oogjes ook helemaal niet klein meer,. Ze wou dat Dondersteen haar kwam helpen, liefst heel rap.
"Alles bij elkaar," ging de cavia voor haar door, "is het met jou droevig gesteld. Je hebt je cavia mishandeld, getreiterd en bijna de dood ingejaagd. Door onwetendheid of domheid, dat kan me niet schelen. Feit is dat je niet goed genoeg voor jouw huisdier, onze soortgenoot, hebt gezorgd. We weten genoeg."
"Genoeg? Ik wil…"
"Jij wilt helemaal NIETS." Een klauw werd op haar schouder gelegd. Ze herkende de voorpoot van een cavia, alleen waren de nagels een stuk langer. En scherper. Zelfs door haar kleren heen voelde ze de snijdende punten van de nagels. "Je bent veroordeeld, je verdient straf. We hebben daar een speciale afdeling voor in onze caviahemel. Pumma, achter je, weet wat hij moet doen. Neem haar mee."
De klauw trok aan haar schouder. De cavia was veel te sterk, ze moest zich wel omdraaien. "Wacht even," riep ze, "jullie vergissen je. Ik heb dat soort dingen nooit met Dondersteen gedaan!"
"Nog liegen ook. Jullie leren het echt nooit." Kopschuddend wuifde de Baas met zijn poot. "Uit mijn ogen met haar. Sluit haar op in het donkerste gedeelte van de kerker. Daar waar de insecten krioelen en de wormen aan haar vlees zullen knabbelen, weet je wat ik bedoel?"
"Afdeling 3c," piepte de cavia.
"Juist, en daar de kelder van."
"Mee." De grote cavia sleurde haar mee, ze struikelde bijna over haar eigen voeten.
"Wacht! Er klopt iets niet, u moet me geloven!"
De cavia's piepten heel kort, het leek op lachen. "Geloven? Mensen? Neem haar mee, Pumma, en laat me haar niet meer zien. Nooit meer."
Pumma duwde Ratwine met kracht naar de uitgang. In de witte wereld doemde een donkere poort op. Het rook er niet echt fris, merkte Ratwine toen ze dichterbij geduwd werd. Ook de geluiden die uit de poort kwamen waren niet prettig. Ze hoorde jammeren, klagen, huilen, snikken en - maar dat wist ze niet helemaal zeker – bidden.
"Tja," hoorde ze de Baas nog zeggen, "waar een hemel is, moet ook een hel zijn. Voor het evenwicht. Helaas voor jou kom je daar terecht. Had je maar goed voor je diertje moeten zorgen."
Medelijden hoefde ze van deze dieren niet te verwachten, hoe hard ze ook schreeuwen. Ze deed haar best. Tot haar keel schor was, riep ze dat het een misverstand was. Ook probeerde ze tegen te spartelen. Pumma was helaas veel te sterk voor haar. Onstuitbaar werd ze naar de poort geduwd.
Op de drempel zag ze wat er achter de poort was. Een soort afgrond.
Stokstijf bleef ze staan. Diep daar beneden zag ze een rode gloed waarin schaduwen bewogen. De stank die opsteeg was afschuwelijk, net als de geluiden die uit die afgrond kwamen. Hier wilde ze niet in.
"Alstublieft, help!" riep ze uit, "jullie maken een grote fout als je me hierin gooit. Is er niemand die me kan helpen? Dondersteen!!"
Pumma maakte er geen woorden aan vuil. Hij gaf een extra harde duw. Ze wankelde over de rand en viel toen de afgrond in. De hel tegemoet.
Ze had haar ogen dichtgedaan. Dit was het. Net als Alice in Wonderland zou ze vallen, maar ze zou niet zo goed terechtkomen als Alice. Zij zou in een donkere uithoek van de caviahemel komen. Daar waar de wormen op haar wachten…
Een laatste gil verliet haar mond. Toen viel ze definitief in de diepte.


Het was een pijnlijke ruk aan haar arm, die haar tegenhield.
Opeens hing ze stil. Boven de afgrond. De kreten onder haar hoorde ze niet meer, de stank rook ze haast niet. Iemand had haar gegrepen. Of iets. Ze keek omhoog.
Een caviapoot omklemde haar pols.
De nagels sneden in haar vlees. Haar hele gewicht hing aan de poot, wat geen plezierig gevoel was. Maar je hoorde haar niet klagen.
Toen herkende ze hm.
"Dondersteen!"
Hij was het. Al was hij honderd keer zo groot als de laatste keer dat ze hem zag, hij had dat zwarte vlekje nog steeds op zijn kop.
Met een zwaai werd ze uit de afgrond getild en op de kant gezet.
Ze wreef haar pols. "Bedankt," zei ze voorzichtig. Was Dondersteen nog dezelfde, of…?
Pumma kwam vervaarlijk dichterbij. Hij maakte zich groot en zijn bek ging een stukje open. Op Ratwine maakte het een dreigende indruk. Op Dondersteen blijkbaar niet. Hij keek niet eens naar Pumma.
"Kom," piepte hij. Ratwine liep achter hem aan toen ze terug de witte kamer in liepen.
"Wat…?", begon de Baas tegen Dondersteen.
Dondersteen onderbrak hem eerbiedig. "Neem me niet kwalijk Baas. Het is niet mijn bedoeling u te kwetsen. Ik ben alleen bang dat er een vergissing in het spel is bij dit meisje. Zij is mijn bazin geweest, dat klopt. Maar ze heeft me niet mishandeld. Nooit."
Dit nieuws sloeg in als een bom.
Als cavia's verbijsterd zouden kunnen kijken, dan keek de Baas zo.
"Een vergissing? Onmogelijk."
"Toch wel, als u mij niet kwalijk neemt. Ik heb haar gevraagd hier te komen om afscheid te nemen. Ze heeft goed voor mij gezorgd, vandaar. U hebt haar leven gelezen. Zou het kunnen dat u niet helemaal de goede gegevens hebt? Het gaat hier om het menskind Ratwine."
"Ja, Radwine, dat lees ik hier ook."
"Ratwine, met een t."
Het was even stil. Geritsel van papier. "Radwine toch, met een d?"
"Het spijt me Baas, dit is Ratwine met een t. Ze woont wel in de Huisiusstraat, wellicht heeft dat de vergissing in de hand gewerkt?"
"In de Huisiusstraat, zeg je?"
"Jawel, Baas."
De Baas piepte in zichzelf. Ratwine vond het wel iets weg hebben van een zaktelefoon die in een binnenzak rinkelde. Zo'n soort gedempt geluid.
"Ahum," bromde de cavia tenslotte na een boel geritsel, "dan ben ik bang dat er inderdaad een vergissing is gemaakt. Jij bent haar cavia geweest?"
"Inderdaad, Dondersteen is de naam."
"Prf. Stomme computers. Nu zie ik het ook. Er zijn twee Ratwines, een Radwine en een Ratwine, die allebei in de Huisiusstraat hebben gewoon. Daardoor keken we verkeerd. Even zien."
Een stilte volgde.
Kort daarna piepte de Baas even, alsof hij zijn keel schraapte. "Ratwine, zoals je gemerkt hebt, is er een vergissing gemaakt. Uit de papieren die ik hier heb, blijkt dat je jouw cavia wel degelijk goed verzorgd hebt. Jouw cavia was Dondersteen?"
"Jawel edelacht…", ze slikte de laatste lettergreep in. Dit was geen rechtszaal.
"Dan spijt het ons, Ratwine, dat we je verkeerd beoordeeld hebben. Je bent niet schuldig. Excuses."
"Excuses aangenomen," zei Ratwine. Oef, dat had niet veel gescheeld. Ze gaf een liefkozend kneepje in de poot van Dondersteen naast haar.
"Wat kunnen we doen om het goed te maken?"
"O, het is al goed. Ik ben blij dat ik niet die afgrond in ben gegaan."
Dondersteen piepte iets onverstaanbaars. De Baas piepte terug.
Toen sprak hij in voor Ratwine onverstaanbare taal. "Je cavia zegt dat hij graag nog even met je samen is. Eigenlijk is dat tegen alle regels. Dood is dood, moet je weten. Maar aangezien het onze fout is, kunnen we wel iets door de vingers zien. Jullie hebben een minuut."
"Dondersteen!" Ze vloog de cavia in de pootjes. Nou ja, poten.
Ze had hem zoveel te vragen. Waaraan hij was doodgegaan bijvoorbeeld. Hoe ze hier was terechtgekomen. Wat het hier eigenlijk WAS. Het enige dat ze deed was knuffelen. Waren alle cavia's maar zo groot, dan had je tenminste lekker veel om beet te pakken.
De minuut was snel voorbij.Veel te snel klonk het gepiep van de Baas. "Jullie moeten elkaar vaarwel zeggen."
Ze gingen uit elkaar. Ratwine voelde tranen in haar ogen komen. Toch was ze niet verdrietig., niet nu ze goed afscheid van haar Dondersteen had genomen.
"Het ga je goed," klonk de piepende stem van Dondersteen. "Pas goed op jezelf."
"Jij ook." Meer wist ze niet te zeggen.
Meer was niet nodig.
De wereld om haar heen werd donkerder. Ze kon Dondersteen steeds moeilijker zien, tot hij uiteindelijk slechts een schaduw was.
Daarna was het helemaal donker.


 Ze knipperde met haar ogen en het was licht om haar heen. De tl-buizen boven haar hoofd waren onaangenaam fel. Waar was Dondersteen?
Ze was terug in het kamertje bij de dierenarts.
In haar armen lag de handdoek met daarop de dode Dondersteen.
Precies hetzelfde als daarstraks. Of lag hij iets anders?
Nog een keer kuste ze hem. "Het ga je goed," fluisterde ze.
Toen ging de deur voor haar open. De dierenarts kwam naar buiten. "Zo, heb je afscheid genbomen?", vroeg hij.
"Dat kun je wel zeggen," zei Ratwine.
Ze overhandigde het dierenlijfje.
"Dank je," zei de dierenarts.
"Alstublieft," zei ze. "En bedankt dat ik zo goed afscheid mocht nemen. Dat was wel nodig."
"Graag gedaan," zei de dierenarts. Aan zijn ogen zag ze dat hij haar niet helemaal kon volgen. Hoefde ook niet. Als ze het zelf maar wist.!

 

 

top      home