De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.




































 

Column over mijn belevenissen met cavia's.

Van mijn opa kreeg ik twee cavia’s die al snel vier jonkies kregen.

Een hele kudde!


Ik had zes cavia’s. De vader en moeder, Kruin en Hilde, en de vier jonkies zaten gezellig in hun kooi, maar mijn opa stond nadenkend over de kooi gebogen.
“Wat is er?” vroeg ik.
“De kooi is te klein. We moeten een grotere kooi voor ze hebben. Nu zijn de jonkies nog klein, maar als ze groter worden, wordt de kooi al snel te klein.”
Mijn vader, die net boven kwam, had gehoord wat mijn opa zei en hij zei: “Je kan de volière wel gebruiken. Die staat toch leeg.”
Het klonk alsof de vorige bewoners er uit waren gegaan en het nu te huur stond, maar de parkieten die er in hadden gezeten, waren al weer een poosje dood.
“Dat is een goed idee,” vond mijn opa.
“Als ik tijd heb, doe ik dat wel,” zei mijn vader.

Na een paar weken, toen de kleintjes al wat groter waren, bleek wel dat de kooi inderdaad te klein werd.
De volière werd uit de kelder gehaald door mijn vader, schoongemaakt door mijn oma en op een schraag gezet door mijn opa.
Ik vond het de mooiste kooi die ik ooit gezien had. Natuurlijk kende ik de volière wel, maar nu hij dienst zou gaan doen als nieuw cavia-onderkomen, gaf dat er opeens een extra dimensie aan.
Er zaten aan de zijkanten twee schuifdeuren en aan de voorkant een grote deur die opengeklapt kon worden.
Ik legde er zaagsel in (dat in grote balen bij mijn opa en vader op de werkplaats stond - ze hadden immers een meubelmakersbedrijf), legde er hooi op en keek naar de kooi.
“Een beetje kaal,” vond mijn opa. “Weet je wat je zou moeten doen? Hokjes maken!”
Hokjes waren tot dat moment voor mij niet meer geweest dan iets waar de cavia’s in sliepen, maar nu ik er zelf een zou mogen maken, borrelde ik opeens over van creativiteit.
Ik kreeg plankjes, spijkers en een hamer van mijn opa en ging driftig aan het hameren. Natuurlijk sloeg ik op mijn vinger, maar ondanks de blauwe vinger kon ik na wat noeste arbeid trots de hokjes laten zien aan mijn opa.
“Heel mooi,” keurde hij mijn eerste schreden op timmergebied.
Het ene hokje was langwerpig, het andere vierkant. Ik zette de hokjes in de kooi, zette ze op een andere plek, en weer op een andere plek, tot ik tevreden was.
Ik zette er de voer- en drinkbakje in en legde er eten in.
De cavia’s werden overgebracht naar hun nieuwe onderkomen en nadat iedereen bekomen was van de schrik (de cavia’s) en de opwinding (ik) vielen de cavia’s in slaap en ging ik naar school.

Het eerste wat ik deed toen ik van school kwam, was naar de werkplaats gaan. Ik begroette Kruin en Hilde en daarna de jonkies. Ik had ze Hiltsjie, Dora, Rosje en Panta genoemd. Maar ik kon Rosje niet vinden.
Ik riep mijn opa en die zei direct: “Je zal de kooi wel open hebben laten staan. Laten we maar gaan zoeken.”
We lieten ons op de grond zakken en zochten beiden op handen en knieën de grond af. Uiteindelijk vonden we haar onder de kachel. Die stond op een plateau en er onder lagen wat verdwaalde houtkrullen. En het was er warm.
“Je moet niet meer de kooi open laten staan,” zei mijn opa, nadat hij geconstateerd had dat ze niets mankeerde.
Ik knikte nederig – dat was mijn weer een les in verantwoordelijkheid met betrekking tot dieren.

Een paar weken later kwam ik van school. Ik ging direct naar de werkplaats en daar zag ik mijn opa, mijn oma en mijn vader voor de caviakooi staan.
“Wat is er?” vroeg ik.
“Kom maar kijken,” zei mijn opa.
Ik liep naar de kooi en keek.
Er zaten niet zes cavia’s, maar… hoeveel cavia’s zaten er wel niet in de kooi?
Stomverbaasd keek ik naar al die cavia’s.
“Hiltsjie is vader geworden en zijn zusjes moeder,” zei mijn opa.
“Hoeveel cavia’s zijn dat wel niet” wilde ik weten.
“Dora kreeg er één, Rosje drie en Panta vier.”
“Dat zijn er… Dan heb ik veertien cavia’s in totaal!” riep ik uit.
“Dat gaat een dure grap worden,” zei mijn opa en keek naar mijn vader.


Naar de volgende column.

top      home