De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.




































 

Thomas en Lisa zijn met hun ouders een lang weekend weg geweest, net voor de feestdagen. De zorg voor hun cavia's Bella en Oinky hebben ze overgelaten aan hun overbuurvrouw maar als ze thuiskomen en de cavia's willen begroeten, zijn die weg.
De overbuurvrouw heeft niet zulk leuk nieuws, maar Thomas en Lisa geloven er niets van. Ze zullen zelf wel de waarheid achterhalen!

 

Kerstverhaal 2008 - De redding



Thomas en Lisa stormden naar binnen.
“Ho, ho, rustig aan,” zei hun moeder, die net de voordeur van het slot had gedaan.
“We willen Bella en Oinky zien!” riep Thomas.
“En knuffelen!” riep Lisa.
Terwijl moeder de deur openhield, kwam hun vader er aan met de koffers.
Ze waren een lang weekend weg geweest, van vrijdag tot en met dinsdag, naar een vakantiehuisje.
“Kunnen ze hun eigen spullen niet sjouwen?” vroeg vader, terwijl hij naar de lading bagage in zijn handen keek.
“Ze hebben de cavia’s vreselijk gemist.”
“Ja, dat weet ik. Maar kunnen ze hun handen daarom niet meer gebruiken?”
Moeder lachte en zei: “Ga maar naar binnen, dan zet ik een lekker kopje koffie en kom je weer helemaal bij. Uiteindelijk heb jij gereden.”
“Dat is zo,” pufte vader en zette de koffers in de hal neer.
Uit de kamer steeg een gekrijs op.
Thomas sloeg de kamerdeur zo hard open dat hij tegen de muur knalde.
Vader zei boos: “Wil je dat wel eens laten!” maar Thomas gilde: “De cavia’s zijn weg!”
Lisa schreeuwde vanuit de huiskamer: “Waar zijn Bella en Oinky?”
Vader bleef in de hal staan, maar moeder ging de huiskamer binnen en liep naar de plek waar altijd de cavia’s hadden gestaan. Dat was het plekje naast het dressoir, op een apart tafeltje dat vader in elkaar geknutseld had. Zo stonden ze van de grond en kon het niet tochten. En ze hadden de grootste kooi die er in de winkel was, gekocht. Daar woonden Bella en Oinky nu al twee jaar heel gelukkig in.
Maar nu was de kooi weg en de tafel leeg.
Er lagen alleen nog een paar stukjes zaagsel en wat hooisprietjes.
“Waar is de kooi gebleven?” zei moeder en keek neer op de lege tafel.
“Ze zijn weg!” krijste Lisa.
“Rustig maar,” zei moeder en trok haar tegen zich aan.
Lisa begon te huilen en vader en Thomas kwamen de kamer in.
“Kijk, daar stonden ze!” wees Thomas zijn vader, maar die wist dat natuurlijk net zo goed.
“Hoe kan dat nou?” boog vader zich over de tafel heen.
“Dat is dat nare mens natuurlijk geweest!” zei Thomas. “Die heeft ze vast meegenomen!”
Lisa wreef over haar gezicht en zei: “Misschien heeft ze ze wel opgegeten!”
“Doe niet zo raar,” zei moeder.
“Nou, lekkere thuiskomst,” vond vader. “Waar blijft mijn koffie?”
“Hč, doe niet zo ongevoelig.”
“Het kan best,” zei Thomas.
“Wat?” vroeg moeder.
“Dat ze ze opgegeten heeft. In Zuid-Amerika eten ze ook cavia’s. Ze snijden ze open en leggen ze op de grill en verkopen ze op straat.”
“Dat is Zuid-Amerika,” zei vader. “Dit is Holland. Daar doen we zulke dingen niet.”
“Oh, en de konijnen dan? En de kippen? Die eten we toch ook?”
Moeder klopte Lisa nog eens op haar rug en zei: “Het lijkt me beter als we gewoon even logisch nadenken en aan mevrouw De Stangerd gaan vragen wat er met de cavia’s is gebeurd.”
“Dat nare mens!” zei Thomas weer. “Je had haar nooit moeten vragen om op de cavia’s te passen!”
“Ze heeft zelf toch ook dieren?”
“Ze is niet goed wijs!” zei Lisa.
“Is dat die vrouw die hier schuin tegenover woont?” wilde vader weten.
“Ja,” zei moeder. “Ze loopt altijd met een boodschappenkar en gaat de eendjes en de duiven voeren.”
“En haar tuin is helemaal omheind!” zei Thomas. “Je komt er nergens in en soms dan hoor je allemaal vreemde geluiden. En het ruikt er ook raar! En Derk zei dat hij weleens bloed had gezien daar!”
“Dat zal wel meevallen,” zei moeder.
“Er is wel iets raars aan dat mens,” vond vader, maar moeder trok haar wenkbrauwen op en zei:  “Begin jij nu ook al? Eerst de kinderen en nu jij!”
“Nou, dat vind ik gewoon zo. Een raar mens.”
“En een naar mens!”
“Nu weten we het wel, Thomas,” zei moeder. “Ik ga het eerst eens vragen.”
“Wij gaan mee!” zei Thomas.
“Nee, jullie blijven hier.”
En hoe ze ook smeekten en baden, ze moesten thuisblijven.



Moeder was al snel terug. Vader stond in de keuken en maakte zijn eigen kopje koffie, maar Thomas en Lisa holden meteen naar de hal zodra ze hun moeder hoorden.
“En? En?” wilden ze de woorden wel uit moeders mond trekken.
“Kom mee naar de kamer, dan gaan we even zitten,” zei moeder.
Toen ze in de kamer zaten, zei moeder: “Het spijt me heel erg, maar Bella en Oinky zijn overleden.”
Het was stil, dan begon Lisa te huilen, maar Thomas zei: “Dat kan niet.”
“Toch is het zo. Mevrouw De Stangerd heeft verteld dat ze hier eergisteren kwam en toen waren ze overleden. Het spijt haar heel erg.”
“En waaraan zijn ze dan overleden?”
“Dat wist ze niet.”
“En wat heeft ze dan met ze gedaan?”
“Ze heeft ze met kooi en al in een vuilniszak gedaan en zo buiten gezet. De vuilnismannen hebben het toen meegenomen.”
“Wat afgrijselijk!” gilde Lisa en begon nog harder te huilen.
“Ze wist niet wat ze met ze aan moest. Ze had nog met ze naar de dierenarts gewild, maar ja, als ze dood zijn… dan valt er toch niets meer te doen.”
Thomas schudde zijn hoofd, zei dan: “Ik geloof er niets van.”
Lisa keek op, wreef over haar wangen en zei: “Denk je dat ze ze opgegeten heeft?”
“Het zou me niets verbazen!”
“Jullie moeten niet zulke dingen denken. Het is misschien wel waar dat ze een beetje raar is, maar ze is echt goed voor dieren.  Ze heeft zelf ook een kat en…”
“Ze heeft wel zestig katten!” kreet Lisa. “Het stinkt er naar kattenpis!”
Haar moeder keek haar aan, zei dan: “Bij mensen die katten hebben, ruikt het altijd naar kat.”
“Dat is niet waar, want Noa heeft ook een kat, maar bij haar ruikt het niet naar kat.”
“Hoe het ook zij, ze zal heus goed voor ze gezorgd hebben.”
“Zo goed dat ze nu dood zijn,” zei Thomas.
“Het spijt me heel erg,” zei moeder. “Ik wilde wel dat ik iets kon doen, maar ik kan niets doen.”



Lisa keek naar de rommel die op haar bed lag. Het waren dingetjes die ze had laten slingeren voor ze op vakantie gingen en dingen die ze mee had genomen van hun vakantieadres, zoals een paar ansichtkaarten, een paar stenen, een raar gevormde stok en een boek over stenen en fossielen. Ze was dol daarop en was heel blij geweest toen ze het boek zomaar had gekregen van haar ouders, maar nu zei het haar niets meer. Ze kon niet geloven dat Bella en Oinky er niet meer waren.
Er klonk een klop op de deur en Thomas stak zijn neus om de hoek. “Mag ik binnenkomen?”
“Ja, kom maar. Ik was aan het opruimen.”
“Ik zie het,” grijnsde hij en ging op een leeg plekje op het bed zitten.
“Ik heb er helemaal geen zin in.”
Thomas knikte.
“Ik snap er niets van. Ik geloof het ook niet,” zei Lisa. “Hoe kunnen ze nu zomaar dood gaan? Ze waren nog jong en gezond.”
“Ik geloof het ook niet. Derk zei dat hij een keer bloed had gezien, bij de schutting om haar tuin. Ik weet niet of dat waar is, maar het ruikt er wel. En dan die vreemde geluiden… Ik vind dat we uit moeten zoeken wat er gebeurd is met Bella en Oinky.”
Lisa knikte. Zuchtte dan, schoof wat rommel opzij en liet zich op bed ploffen.
“Hoe moeten we anders kerst vieren als we niet weten wat er met hen gebeurd is?”
Lisa trok een gezicht en zei: “Bah, kerst, daar heb ik nu helemaal geen zin in. En dat is al overmorgen…”
“Laten we vanavond, als papa en mama slapen, gaan kijken bij de tuin.”
“En wat dan?”
“En dan ontdekken we wat er met Bella en Oinky is gebeurd!”
“Denk je?”
“Door hier te blijven zitten, ontdekken we niks!”
Dat was waar en daarom stemde Lisa in.



Diezelfde avond gingen ze op weg. Het had nog moeite genoeg gekost, want hoewel hun ouders al vroeg naar bed waren gegaan, was Lisa nog veel eerder in slaap gevallen en had het Thomas de grootste moeite gekost zijn ogen open te houden.
Maar nu, nu ze eenmaal buiten liepen en het huis dichterbij kwam, gierde er zoveel adrenaline door zijn aderen dat hij klaarwakker was. Lisa daarentegen liep achter hem nog te gapen.
“We moeten omlopen, anders komen we niet bij de tuin uit,” fluisterde Thomas en wees, waarop Lisa stom knikte.
Hij had voor de gelegenheid donkere kleding aangedaan maar Lisa had een gele jas aan die nogal afstak. Hij had haar echter niet kunnen overhalen om iets anders aan te trekken omdat dit haar lievelingsjas was en, zo vond ze, hij vast geluk zou brengen in het vinden van Bella en Oinky.
Nadat ze om het huizenblok heen gelopen waren, kregen ze al snel de tuin in het oog. Er stond een hoge schutting omheen maar Thomas was ook daar op voorbereid omdat hij het keukentrapje mee had genomen.
Hij klapte het ding uit, klom erop en kwam toen net tot de bovenkant van de schutting.
“Wat zie je?” vroeg Lisa.
“Niets. Ik klim er overheen.”
“Nee, niet doen! Hoe kom je dan terug?”
Dat was wel slim bedacht en daarom zei Thomas: “Ik klim er op en kijk er dan overheen.”
Hij hees zich op en kon even later in de tuin kijken. Dat was zelfs Derk nog nooit gelukt, bedacht hij zich triomfantelijk.
Naast de gewone dingen, zoals een paar boompje, wat kale struikjes en vooral heel veel tegels zag hij een aantal donkere voorwerpen. Het huis dat verder naar achteren stond, was geheel donker.
Dieren kon hij niet onderscheiden omdat het in de tuin op de grond donkerder was, of in ieder geval leek, maar opeens drong een geur zijn neus binnen. Hij snoof eens. Het was dezelfde geur die hij al eerder had geroken, maar nu was de geur penetranter. Het leek wel ammoniak.
Omdat hij al een tijdje omlaag staarde, raakten zijn ogen gewend aan de donkere tuin en hij kon nu meer details onderscheiden. De donkere voorwerpen bleken kooien en hokken te zijn, zo te zien kippenrennen maar ook hokken die hoog tegen de schuttingen waren opgestapeld. Het deed hem denken aan flats; rijen en rijen hokken, boven en onder en naast elkaar.
En dan zag hij voor een van die flats een bekende kooi staan; de kooi van Bella en Oinky. Hij schrok er zo van dat hij een onverwachte beweging maakte. Hij verloor zijn houvast en zijn evenwicht en viel met zijn bovenlijf over de schutting heen. Even hing hij zo op het randje, dan tuimelde hij omlaag, via de bovenkant van een hok, zijn hoofd eerst.
Hij wist zich in zijn val te draaien en landde zo niet op zijn hoofd, maar op zijn schouder. Het was toch nog een flinke klap en hij bleef even versuft liggen.
“Thomas!” klonk Lisa. “Thomas, wat is er gebeurd?”
Moeizaam kwam hij overeind. Hij bewoog zijn ledematen en controleerde zichzelf maar hij leek niets bezeerd te hebben afgezien van zijn schouder.
“Er is niets aan de hand!” riep hij zachtjes naar Lisa.
Hij keek eens rond, liep dan naar de kooi van Bella en Oinky toe. Het was hem inderdaad, geen twijfel mogelijk. Zelfs de twee huisjes waren hetzelfde. Hij opende de kooi en tilde het ene huisje op. Daar zat niets. Hij tilde het andere huisje op. Ook niets. Hij voelde met zijn handen door de hele kooi, bang dat hij iets gemist had, maar nee, er zaten geen cavia’s in.
Zou ze ze echt opgegeten hebben?
Hij kwam overeind, keek weer rond en zag nu Lisa, wiens hoofd boven de schutting uit stak.
“Blijf daar!” zei hij zo zacht mogelijk.
“Wat doe je daar?”
Hij reageerde niet, maar liep naar een van de flats toe. Toen hij dichterbij kwam, werd de geur van ammoniak steeds erger. Er bewoog iets in het hokje en hij tuurde naar binnen.
Hij opende het deurtje, ving het dier dat er in zat en hield hem vast. Het was een konijn. Hij voelde echter alleen maar botjes, geen vlees. Het arme dier was ontstellend mager. Hij voelde de bodem in het hokje en trok een vies gezicht toen hij alleen maar prut voelde. Hij bekeek zijn hand en zag dat er smurrie aanzat. Hij veegde het aan zijn broek af en keek in andere hokken.
Het begon hem te dagen dat de geur die hij had geroken van de dieren afkwam. Of eigenlijk van hun ontlasting. Dat stonk zo omdat de hokken niet schoon waren. De bodembedekking was zo vies dat het alleen maar smurrie was. En het konijn dat hij nog steeds vasthield, was niets anders dan vel over been.
Hij aaide het diertje en op dat moment ging het licht aan op de bovenste verdieping. Thomas verstijfde, zeker toen een gordijn openging en de gestalte van mevrouw De Stangerd zichtbaar werd. Naast haar waren katten zichtbaar.
Thomas drukte zich tegen de hokken aan en bleef stokstijf staan.
Mevrouw De Stangerd opende het raam en tuurde de tuin in.
Thomas deed zijn best niet te ademen. Het konijn, dat hij tegen zich aangedrukt hield, bewoog gelukkig niet.
Door het licht dat nu de tuin in scheen, zag Thomas opeens dat er kippen in de ren liepen. En hij zag ook een paar konijnen zitten. En een grote schildpad. Hij staarde naar de dieren, keek dan naar mevrouw De Stangerd door alleen maar zijn ogen te bewegen.
Het leek een eeuwigheid te duren dat mevrouw De Stangerd daar stond, maar dan sloot ze het raam en het gordijn. Even later ging het licht uit.
Thomas liet zijn adem langzaam ontsnappen en voelde dat zijn benen iets wiebeliger waren geworden. Hij schudde ze eens flink en knipperde dan met zijn ogen. Door het licht dat uit het raam had geschenen, moesten zijn ogen weer even wennen aan het donker.
 “Thomas, wat doe je!” klonk Lisa dan.
“Sst! Ik kom zo.”
Hij keek in de hokken, het ene na het andere hok, en zag overal dieren in zitten; konijnen, maar ook ratten en gerbils. En overal die vieze geur. En dan zag hij wat hij zocht: Bella en Oinky. Hij zou ze uit duizenden herkend hebben; Bella met haar mooie lange crčmekleurige krullen en Oinky in het zwart en rood met een grote rode bles op haar neus.
Hij opende het deurtje, haalde Bella eruit en realiseerde zich dan dat hij maar twee handen had. Hij zette Bella en het konijn in het hok, opende zijn jas een stukje, stopte die in zijn broek, zette zijn riem een paar gaatjes strakker zodat zijn jas klem zat in zijn broek en stopte dan Bella, Oinky en het konijn in zijn jas. Hij ritste de jas dicht, voelde de dieren bewegen, maar dan werden ze stil.
Hij keek naar de schutting en zag dat Lisa daar nog steeds overheen hing.
“Thomas! Wat doe je?”
“Ik kom eraan!”
Hij zag Lisa’s gezicht opeens duidelijker omdat er ergens licht aan was gegaan. Hij draaide zich om en zag dat de bovenste helft van de tuindeur open was. Licht brandde in dat wat de keuken was en mevrouw De Stangerd stond achter de deur. Een aantal katten waren zichtbaar omdat ze op het aanrecht liepen of zaten.
“Is daar iemand?” zei ze.
Thomas zette het op een rennen en was net bij de achterkant van de schutting toen mevrouw De Stangerd riep: “Ik zie je! Dief! Blijf staan!”
“Thomas!” kreet Lisa en reikte naar haar broer, die nu via de hokken omhoog klom.
“Blijf staan, zeg ik je!”
“Ze komt er aan!” riep Lisa, die zag hoe mevrouw De Stangerd de tuin in kwam en naar achteren liep.
Maar dan had ze zijn jas te pakken en trok Thomas zich op en vielen ze aan de andere kant naar beneden.
Thomas was bang dat hij op de dieren zou vallen en daarom hield hij zijn armen beschermend voor hen. Lisa kwam op haar voeten terecht, maar Thomas viel half op z’n zij.
Lisa hielp hem overeind en vroeg: “Heb je je bezeerd?”
“Nee, het gaat wel.”
“Wat doe je raar? Waarom houd je je armen voor je buik? Waarom brak je er je val niet mee?”
“Omdat hier Bella en Oinky zitten! En een zielig konijn!”
Lisa’s mond viel open, maar Thomas pakte haar bij haar arm en zei: “Rennen!”



Eenmaal thuis kostte het hen nog de nodige moeite voor hun ouders wakker waren. En toen ze eenmaal wakker waren, kostte het nog de nodige moeite ze uit te leggen wat er precies wat gebeurd. En toen ze dat eenmaal begrepen, werden ze natuurlijk eerst boos en hadden ze het over inbreken bij een ander en dat je dat niet kon maken. Maar toen ze Bella en Oinky zagen, vielen hun monden open en zei moeder: “Ze heeft dus gelogen!  Ze heeft onze dieren gestolen!” en toen ze het zielige konijn zagen, dat in het felle licht van de slaapkamer er nog viezer en ellendiger uitzag dan het in de tuin had gedaan, vielen hun monden nog verder open en zei hun vader: “Maar dat is te erg voor woorden! Er zit geen vlees meer aan! Dat mens verwaarloost haar dier!”
“Ze heeft er nog veel meer,” zei Thomas. “Hokken en hokken vol. En alles is vies en stinkt.”
“Ik doe morgen aangifte van diefstal,” zei vader gedecideerd. “Niemand steelt zomaar onze dieren!”
En moeder zei: “Dan ga ik morgen met het konijn naar de dierenarts.”



 De volgende dag stonden ze bij de dierenarts, Lidy van Broekhoven. Lidy had het hele verhaal al gehoord van Thomas en Lisa en onderzocht nu het konijn.
Het konijn had de nacht doorgebracht in een kratje. Bella en Oinky ook. Ze hadden geen kooi meer een ook geen reservekooi. Het enige wat ze hadden waren de kratjes die ze gebruikten om dingen in op te bergen. Met een doek er overheen had het prima gewerkt als tijdelijk onderkomen. Het konijn was, net zoals Bella en Oinky, uitgehongerd aangevallen op het voer.
“De stakker,” zei Lidy. “Ze is vermagerd. Bovendien heeft ze schurftmijt. Ze is echt veel te mager.” Ze keek Thomas en Lisa aan. “En jullie zeggen dat er nog meer konijnen daar zitten?”
Thomas knikte. “Heel veel! Hokken en hokken vol!”
“Hoe zit dat met die schurft?” wilde moeder weten. “Is dat besmettelijk voor ons?”
“Dat kan. Sommige mijtsoorten zijn inderdaad besmettelijk voor mensen. Voor cavia’s is het ook besmettelijk dus houd Bella en Oinky in de gaten.”
“Hadden we die mee moeten nemen?” schrok moeder.
“Houd het gewoon in de gaten. Het hangt ook van de weerstand af. Een mens of dier met een hoge weerstand, krijgt geen schurft, maar als je weerstand heel laag is, dan krijg je het wel.”
Moeder zuchtte en zei: “En dat alleen maar omdat we iemand zochten die op de cavia’s kon passen tijdens de vakantie!”
“Het is inderdaad heel vervelend,” zei Lidy. “Maar wat veel erger is, is dat daar nog veel meer dieren zitten. Mijn man is inspecteur bij de Inspectiedienst van de Dierenbescherming. Ik zal hem bellen en dan zullen we kijken of er vandaag nog werk van gemaakt kan worden.”
Lisa zei: “Dus uw man helpt dieren?”
Lidy knikte. “Iedere keer als er een melding binnen komt bij de Dierenbescherming, wordt er een Inspecteur op af gestuurd. Soms valt het wel mee en dan is het een lichte vorm van verwaarlozing, maar vaak ook is het heel ernstig en soms moeten ook dieren worden afgemaakt omdat ze niet meer te redden zijn.”
“Dat is wel zielig,” vond Lisa. “Maar wel goed dat er zo dieren geholpen worden.”
“Daarom is hij dat werk ook gaan doen. Om dieren te helpen. Maar je kan de dieren pas helpen als je de mensen helpt. Want heel vaak is het onkunde of zijn het persoonlijke problemen waardoor mensen hun dieren niet goed verzorgen. Ze weten er dan te weinig vanaf of ze zijn in financiële problemen gekomen waardoor ze geen geld meer voor hun dieren hebben. Of ze willen graag dieren helpen en nemen dan alle zielige dieren mee naar huis zodat het veel te veel wordt en ze omkomen in de dieren. Er zijn heel veel redenen waarom mensen hun dieren niet goed verzorgen. Als je Inspecteur bent, moet je heel goed met mensen kunnen omgaan want alleen via hen kan je hun dieren helpen.”
“Maar als het heel erg is en de mensen willen niet meewerken, dan doen ze toch wel iets?”
“Natuurlijk. Ze kunnen ook de dieren in beslag nemen. En als alle dieren er zo uitzien als dit konijn, dan zal het daar wel op uitdraaien, denk ik. Maar ik zal eerst mijn man bellen en dan  houd ik jullie op de hoogte.”
Lidy gaf medicijnen mee voor het konijn en toen ze thuis kwamen, stond daar een gloednieuwe kooi op de tafel in de huiskamer. En ervoor stond een kleinere.
Vader stond er trots naast en zei: “Ze kunnen toch moeilijk in die kratjes blijven wonen.”
Thomas en Lisa omhelsden hem en moeder vroeg: “En hoe ging het op het politiebureau?”
“Ik heb aangifte gedaan en ze zouden erheen gaan. Ik hoop maar dat we zo onze kooi terug krijgen. En ons keukentrapje!”
Ze vertelden wat Lidy had gezegd en vader zei: “Nou, die vakantie heeft een staartje gekregen!”



Het was kerstavond. De kamer was versierd en de kerstboom stond in een hoek. Ze zaten aan het avondeten toen de bel ging.
Omdat de gordijnen al dicht waren, konden ze niet zien wie het was, maar Thomas stootte Lisa aan en ze liepen achter hun vader aan de hal in.
Het was Lidy.
Hun vader had haar nog nooit gezien en daarom zei Thomas: “Dat is onze dierenarts, papa!” en nadat ze zich aan elkaar hadden voorgesteld, zei Lidy: “Mijn man heeft vandaag nog een bezoek gebracht aan mevrouw De Stangerd.”
“Dat is wel heel snel, “ zei vader. “Van de politie heb ik niets meer gehoord.”
Lidy knikte en zei: “Dat is ook heel erg snel. Maar het is dan ook een noodsituatie. En de politie was er ook, hoor. Ze zijn nu bezig om alle dieren uit het huis en de tuin te halen want ze zijn allemaal in beslag genomen.”
“Het is niet waar,” zei vader. “En krijgen we dan onze kooi terug?”
“Daar wilde ik het net met u over hebben. Het is bijna kerst en we proberen wel om alles onder te brengen bij asiels en opvangcentra maar dat gaat niet zo snel. Ik weet dat ik nogal wat van u vraag, maar zoudt u een aantal dieren tijdelijk op willen vangen? In ieder geval tot na kerst? Dan kunnen we verder zoeken.”
Vader zwaaide met zijn arm alsof hij ze binnen wilde halen en zei: “Natuurlijk kan dat. We hebben al een extra konijn, dus nog een paar zielige dieren kan er ook wel bij.”
Thomas en Lisa keken elkaar aan en Lisa kneep Thomas in zijn arm. Normaal was vader niet zo schappelijk omdat hij liever geen rommel wilde en dieren nu eenmaal rommel veroorzaakten.
“Fijn!” zei Lidy en zwaaide naar een auto die op de weg stond.
“Oh, je hebt ze al bij je,” begreep vader. “Jongens, even helpen met sjouwen!”



Het was kerstochtend.
“Ben je wakker?” vroeg Thomas en keek om de deur van Lisa’s kamer.
“Ja.” Lisa ging rechtop zitten.
“Zouden er cadeautjes onder de boom liggen?”
“Laten we gaan kijken!”
In pyjama renden ze naar beneden.
“Er liggen cadeautjes onder de boom,” zei Thomas.
“Ja.”
“Maar ik vind de konijnen veel leuker!”
“Ja!”
Naast de kerstboom was ruimte gemaakt zodat daar kooien en kratjes konden staan. Ze hadden in totaal twintig konijnen gekregen, inclusief degene die Thomas had gered. En het keukentrapje hadden ze ook terug al hadden ze dat wel zelf moeten ophalen.
De konijnen waren allemaal veel te mager en sommige hadden schurft. Lidy had ze allemaal gecontroleerd en behandeld en het was nu aan hen om ze goed te verzorgen en lekkere hapjes te geven.
“Het is wat,” klonk de stem van vader achter hen. “Nu hebben we nog geen kooien genoeg.”
“Maar wel een mooie kerst,” vond moeder, die naast hem kwam staan. “Anderen helpen is altijd mooi.”
“En wat gebeurt er nu met mevrouw De Stangerd?” wilde Lisa weten.
“Die krijgt begeleiding en hulp. Ze heeft psychische problemen en daardoor kan ze niet meer voor dieren zorgen.”
“Toch sjouwde ze altijd met brood voor de vogels,” zei vader. “Raar, hoe dat werkt. Wel voor wilde dieren zorgen maar niet voor je eigen dieren.”
“In ieder geval zijn de dieren gered,” zei moeder. “Niet te geloven dat ze er zoveel had! Zelfs een aantal schildpadden!”
“Ze had nog veel meer diersoorten. Hoeveel waren het er in totaal?”
“Ze hebben er 240 dieren weggehaald. Waaronder 34 katten.”
“Maar de enige cavia’s die ze had, waren Bella en Oinky.”
“Ik ben trots op jullie!” zei vader en liep naar Thomas en Lisa toe en gaf ze beide een zoen op hun hoofd en een knuffel.
“Anders ik wel!” kwam moeder erbij en gaf ze ook een knuffel.
“Het is de meest maffe kerst die ik ooit heb meegemaakt,” zei Lisa en keek naar de konijnen.
“En de meest mooie,” vond moeder.
“Zullen we het dan nu maar vieren?” vond vader. “De dieren zijn gered maar er liggen nog cadeautjes onder de boom.”
Ze knikten en liepen naar de boom om de meest maffe maar ook meest mooie kerst ooit te vieren.
“Gelukkig kerstfeest!” zei vader en de anderen beaamden dat: “Gelukkig kerstfeest voor alle dieren!”

 

 

top      home