De Grote Cavia: algemene en bijzondere informatie over cavia's.




































 

Hilde heeft een vriendin en een cavia. Ze dacht dat ze altijd bij haar zouden blijven, maar ze verliest beide. Hoe kan ze met het verdriet en de boosheid omgaan?
Ze denkt dat dat nooit lukt, maar uiteindelijk komt er toch nog iets goeds voort uit al de ellende.

 

Kerstverhaal 2009 - De dierenverzamelaar




Hilde zat in de trein, samen met haar cavia. Haar cavia heette Beer en dat was niet omdat hij een beer was, maar omdat hij zo groot als een beer was. Maar ze noemde hem soms ook Beertje, omdat dat zo gezellig klonk. Maar dan keek Beer haar verontwaardigd aan vanonder zijn lange pony alsof hij zeggen wilde: “Beertje? Beertje? Wat is dat voor naam? Zo heet ik niet hoor! Ik heet Beer!”
Hij was dan ook erg intelligent, die Beer. En hij was ook supersociaal. Hij vond alles leuk. Hij vond zeugen leuk, hij vond beren leuk, hij vond mensen leuk. Hij vond op de grond rondlopen leuk en hij vond op schoot zitten leuk. Maar het meest leuke van alles vond hij afwisseling. Als geen dag gelijk was, was hij in zijn element!
Helaas was het zeugje met wie hij lief en leed deelde, overleden. En nu was hij helemaal alleen. Maar daar vond hij niets aan, aan alleen zijn.
Hilde ging logeren bij haar beste vriendin en omdat Beer anders zo alleen zou zijn, had ze besloten hem mee te nemen.
En hij vond het geweldig! Hij zat prinsheerlijk op een handdoekje op de bank, omringd door komkommer, gras en tomaat en hij nam zo af en toe daar een hapje van als hij uitgekeken was op de mensen in de coupé of als hij genoeg had van het naar buiten staren.
Mensen die langskwamen, keken Hilde wel raar aan, alsof ze wilden zeggen dat zo’n volwassen meid als zij toch geen cavia’s hield? Maar als ze stil bleven staan om daarnaar te vragen of om een praatje te maken, vonden ze hem al snel geweldig omdat hij zo rustig bleef zitten en interesse in ze had. Ze mochten hem ook rustig aan en dan beloonde hij ze met een knor.



Eenmaal bij Wende bleek dat haar beer net was overleden en dat nu haar twee zeugjes alleen zaten.
“Zet hem maar bij ze, eens kijken of ze het goed kunnen vinden,” zei Wende.
Hilde zette Beer bij de zeugjes in en samen keken ze toe hoe de dieren zouden reageren.
Wende legde een arm om Hilde’s schouder en zei: “Ik ben zo blij dat je er bent! Het was hier erg saai zonder jou!”
Hilde moest daarom lachen, want Wende woonde samen met Aart en had altijd wel genoeg te doen. Ze was creatief en schilderde en borduurde en haakte de meest mooie dingen. En de laatste tijd had ze het nog drukker gekregen dan ze het al had, want ze was een dierenopvang begonnen. Alle dieren die in kooien gehouden konden worden, waren welkom en ze had al de nodige cavia’s, konijnen en hamsters binnengekregen.
De vorige keer dat Hilde op bezoek was gegaan, had Wende haar vol trots de omgebouwde zolder laten zien. Daar stonden, op stellingen, allerhande kooien. Die had ze gekregen van de vorige eigenaars of ze had ze gratis afgehaald bij kringloopwinkels.
Het was er gezellig, op die zolder vol dieren want het rook lekker naar hooi en de dieren maakten allerhande geluidjes.
Beer maakte de zeugjes even het hof, maar besloot daarna dat hij genoeg opwinding voor vandaag had gehad en ging in een bergje hooi liggen slapen.
De zeugjes scharrelden nog wat door de kooi maar liepen dan naar hem toe en gingen naast hem liggen.
“Liefde op het eerste gezicht!” zei Wende. “Kom, dan gaan we winkelen. Aart is er het weekend niet want die helpt zijn moeder.”



Winkelen was altijd leuk en nadat ze de stad doorgeslenterd waren en hier en daar hadden gekeken en Wende nog een ketting had gekocht, kwamen ze moe maar voldaan weer thuis.
Hilde ging even naar Beer kijken, die zich prima amuseerde met de zeugjes – en zij duidelijk met hem.
Ze liep verder, naar zolder maar rook de dieren eerder dan ze ze zag. Ze stapte de zolder op en snoof. Het was een indringende geur; de geur van urine. Ze liep langs de kooien en vond dat die er niet zo goed uitzagen als de vorige keer. Het waren er ook veel meer.
Ze liep naar beneden waar Wende in de keuken bezig was om twee maaltijden in de magnetron te zetten.
“Hoe gaat het met de opvang?”
“Prima, hoor.” Wende stelde de magnetron in, drukte op ‘start’ en zei: “Kom, ik moet je iets laten zien!”
Ze ging Hilde voor, de trap op, naar haar slaapkamer.
In de slaapkamer stond een grote glazen bak.
“Wat is dat nou?” vroeg Hilde.
“Dat is een terrarium! Met een rode rattenslang. Is hij niet mooi?”
Terwijl Hilde’s mondhoeken omlaag trokken bij het idee dat Hilde een slang had, deed Wende het terrarium open en haalde er even later een rode slang uit. De slang gleed door haar handen en Hilde keek ernaar.
“En?” vroeg Wende.
“Ik vind er niets aan,” zei Hilde eerlijk. “Je kan ze niet aaien.”
“Jawel, kijk maar,” zei Wende en aaide de slang.
“Maar daar is toch niets aan?”
“Maar ze zijn toch mooi?” Wende hield de slang in haar uitgestrekte armen alsof ze de slang aan Hilde over wilde dragen, maar die deed een paar passen terug.
“Het spijt me, maar ik vind er niets aan.”
“Ben je er bang voor?”
“Nee.”
“Nou, hier dan!” Wende drukte Hilde de slang in haar handen die hem aanpakte en zei: “Mijn broer had vroeger slangen en daar vond ik ook al niets aan. Ik weet hoe je een slang op moet pakken, maar het zegt me niets. En wat ik toen ook al erg vond, was dat ze altijd maar muizen en ratten moesten hebben.”
“Maar die kan je ingevroren kopen.”
“Dan nog.” Hilde gaf haar de slang terug. “Dat dieren in de natuur elkaar doden, vind ik ook al niets, maar dat mensen dieren in huis halen waarvoor dan weer andere dieren dood moeten, begrijp ik helemaal niet. Daarom heb ik cavia’s. Die eten alleen maar planten.”
“En jij bent vegetariër,” nam Wende de slang terug en knipoogde naar haar. “Maar het is en blijft een mooi dier, die slang, niet dan?”



De volgende dag werd Hilde wakker met de gedachte dat Wende nu blijkbaar zo nonchalant met dingen omging. Die magnetronmaaltijden paste ook niet bij haar.
En die slang…
En dan de zolder, die zo onaangenaam geroken had…
Ze stond op en nadat ze zich had gewassen en aangekleed, en even bij Beer gekeken had, die het goed maakte, ging ze naar beneden. Na een poos kwam Wende beneden, blijkbaar niet echt uitgeslapen want hoewel ze wel aangekleed was, had ze de kleren aan die ze gisteren ook aan had gehad en zaten haar haren nog in de war.
Hilde besloot Wende er gewoon naar te vragen.
“Toen ik gisteren op zolder kwam, rook het er onaangenaam. Alsof de hokken nodig schoongemaakt moesten worden. En jij ziet er nu uit alsof je zo naar bed bent gegaan!”
Wende liet zich op de bank vallen en zuchtte heel diep en heel lang. Dan zei ze: “Het gaat heel slecht op mijn werk… nu met de kredietcrisis…”
“Verlies je je baan? Nee, toch?” schrok Hilde.
Wende knikte en zei: “Ja, vanaf volgende maand heb ik geen werk meer. Ik krijg wel een uitkering natuurlijk, maar ik vond mijn werk zo leuk.”
“Dat is inderdaad heel erg naar.”
“Dus daarom wilde het even niet zo. Ik moet het inderdaad verschonen en dat ga ik natuurlijk doen ook. Het was gewoon een slechte week omdat ik het nieuws deze week kreeg… Ik had me zo verheugd op jouw komst maar nu is alles in het honderd gelopen…”
Hilde sloeg een arm om Wende’s schouder en zei: “Dat is ellendig. Maar waarom heb je dat niet eerder verteld? We hebben elkaar ook nog telefonisch gesproken!”
“Ik kon het gewoon niet… Ik moest eerst bijkomen van de klap.”
“Maar goed, het einde is toch niet in zicht? Weet je wat? Ik help je gewoon met alles en dan zal je zien, hoe prettig je je dan weer voelt!”



In de trein, op weg naar huis, was het plekje naast Hilde leeg. Het klikte zo goed tussen Beer en de zeugjes dat ze besloten hadden Beer voorlopig daar te laten. En de volgende keer dat Wende dan naar Hilde kwam, zou ze ze alle drie meenemen zodat ze om en om een poos bij Hilde en bij Wende zouden wonen.
Hilde had geholpen met het schoonmaken van de kooien en ze had en passant ook nog even wat in het huis schoongemaakt want dat was er ook een beetje bij ingeschoten, zo had Wende opgebiecht. Maar vanaf nu zou het vast veel beter gaan! Ze zou al meteen op zoek gaan naar ander werk.
Vanaf het station was het nog een klein stukje met de fiets voor Hilde thuis zou zijn. Ze haalde haar fiets uit de stalling, stapte op en reed weg.
Ze werd op de grond gesmeten en pas na enige tijd drong het tot haar door dat ze door een auto was geraakt.



“Je hebt ons flink laten schrikken, zus,” zei Rico terwijl hij keek hoe Hilde zich trachtte scherp te stellen op haar broers gezicht.
“Waar…”
“Waar je bent? In het ziekenhuis. Je hebt een ongeluk gehad.”
“Ongeluk…”
“Het was een auto die je aanreed. Zo’n bestelbus. Hij reed veel te hard.”
“Wat…”
“Je ligt nogal in de kreukels. Maar het komt allemaal goed, zeiden de artsen.”
Hoezeer ze in de kreukels lag, ontdekte Hilde al snel. Het was eigenlijk een wonder dat ze het overleefd had. Ze had een gebroken pols, een gebroken enkel, een gebroken bovenbeen en hersenletsel waardoor ze zelfs in coma had gelegen.
Dat kwam haar heel raar voor, maar ze zag wel aan haar broer hoe bezorgd ze waren geweest om haar.
Ze waren de enige familie die ze hadden, broer en zus, want hun ouders waren overleden. Haar broer was getrouwd met Shira, die nu in verwachting was. Ze verheugden zich heel erg op deze familie-uitbreiding, maar Rico en Shira hadden al gevreesd dat de familie kleiner zou worden door Hilde’s ongeval. Gelukkig kwam ze uit coma en herstelde ze daarna langzaam maar zeker.
Door het hersenletsel had ze echter klachten zoals hoofdpijn en problemen met zien terwijl het voor haar gevoel een eeuwigheid duurde voor al de botbreuken geheeld waren. Vooral het gebroken bovenbeen leverde veel pijn en ongemak op en ze moest opnieuw leren lopen.
Dat het hersensletsel ook invloed had op haar geheugen, ontdekte ze toen ze, eenmaal thuis, enorm schrok omdat Beer niet in zijn kooi zat.
“Maar die woont toch tijdelijk bij Wende?” zei haar broer. “Dat heb je me verteld.”
 “Wanneer dan?”
“Toen je me belde vanuit de trein.”
Ze kon het zich niet meer herinneren, maar gelukkig kwam haar geheugen langzamerhand terug zodat ze het zich opeens wel herinnerde. Wende zou wel ongerust zijn, nu ze zolang niets van zich had laten horen. Want sinds de dag van het ongeluk waren er al weken verstreken. Ze voelde zich echter nog lang niet goed genoeg om te bellen en daarom stuurde ze een e-mail.



De revalidatie duurde lang maar na een paar maanden was ze eindelijk zover dat ze het idee had dat ze weer enigszins de oude Hilde was – hoewel dat tegelijkertijd natuurlijk nooit meer zo zou zijn.
En haar gedachten waren steeds bij Beer. Wende had niet gereageerd op de e-mails die ze gestuurd had en daarom had ze een ouderwetse papieren brief gestuurd, maar ook daar had ze niet op gereageerd. Ze had geen e-mailadres van Aart en daarom hat ze Rico een paar keer gevraagd of hij Wende wilde bellen omdat zij dat nog niet aankon en dat had hij gedaan, maar er werd niet opgenomen.
Ze ontdekte dat ze wel een e-mailadres van Wende’s broer Bob. Dat was ze vergeten en toen ze daar een bericht naar had gestuurd, had ze binnen een uur bericht terug.

Zijn die cavia’s van jou?
Je kan ze beter op komen halen.

Mvg Bob

Ze e-mailde terug:

Hoe dat zo? Wat is er aan de hand?

Hartelijke groet,

Hilde

Ze kreeg als antwoord terug:

Da’s een lang verhaal.
Kom maar eens langs hier.

Mvg Bob


Ze belde direct Rico en die zei: “Je kan daar niet alleen heen. Ik breng je wel met de auto. Weet je zeker dat je dat aankan?”
“Natuurlijk!”
Dat had ze wel gezegd, dat ze het natuurlijk aankon, zo’n lange rit, maar dat viel nog niet mee. Haar bovenbeen deed pijn en ze had hoofdpijn, maar ze moest en zou weten wat er aan de hand was.
Eenmaal bij Wende bleek dat er niemand was en daarom reden ze naar het huis van Bob. Zijn vrouw deed open en toen ze hen zag, betrok haar gezicht en zei ze: “Het gaat niet goed met Wende.”
“Wat is er dan?”
“Dat kan Bob beter vertellen. Wij hebben gedaan wat we konden, maar wij kunnen ook niet alles en bovendien was Aart er natuurlijk. Ik heb echt geholpen, hoor, maar ze komt om in de dieren en de rommel en het lijkt wel of het haar niets kan schelen.”
Met Bob achter hen aan in zijn auto reden ze terug naar Wende’s huis.
Bob deed de deur open en zei: “Ik…” maar kneep dan zijn neus dicht en zei:  “…weet ook niet meer wat ik moet doen. De lucht is nu wel heel erg. Het is haar duidelijk boven het hoofd gegroeid, maar daar wil ze niet aan. Ik heb de huisarts getracht erbij te halen maar die zegt dat ze zelf moet komen. En Aart is naar zijn moeder gevlucht want die zag het ook niet meer zitten.”
Hilde keek naar binnen. Een walm kwam haar tegemoet.
“Het stinkt hier inderdaad,” vond Rico.
Er liepen een paar magere katten in de hal en de kattenbakken die er stonden waren duidelijk te vaak gebruikt. Drollen lagen verspreid door de hal en tot Hilde's verbijstering lag er een dood kitten in de hal. Ze sloeg haar hand voor haar mond en wees.
"Dat is voor het eerst dat ik dat zie," zei Bob.
Ze liepen door de hal naar de woonkamer. Er stonden overal terraria en kooien en Hilde zag en hoorde een papegaai en parkieten. Overal lagen uitwerpselen en veren. Ze zag ook een dood vogeltje op de eettafel liggen.
Wende lag op de bank voor de tv.
“Wende, Hilde en Rico zijn hier.”
Wende keek op en zei: “Wat doen jullie hier?”
“Wat is hier aan de hand, Wende? Wat is dit voor rommel overal? En overal dieren?”
“En het stinkt hier,” zei Rico.
“Ik heb hier geen woorden voor,” zei Hilde. “Waarom reageerde je niet op mijn berichten? En waarom is het zo’n rotzooi? En waarom is Aart er niet?”
“Ik ben mijn werk kwijtgeraakt. En nu zie ik het niet meer zitten…”
“Maar je zou toch op zoek naar ander werk?”
“Dat is niet zo makkelijk.”
 “Maar waarom maak je hier niet schoon?”
“Dat zeggen wij ook steeds,” zei Bob. “En wij hebben hier al een aantal keren schoongemaakt, maar wij hebben ook ons eigen huishouden en onze eigen dieren. Ik heb al gedreigd dat ik de Dierenbescherming inschakel en dan gaat het eventjes weer beter maar dan doet ze weer niets.”
“Ach, bemoei je er niet mee!” zei Wende.
 “Maar wat is er dan met Aart? Gaat het niet goed tussen jullie? Hij is bij zijn moeder?”
“Aart zei dat hij er geen zin meer in had."
Een paar katten kwamen de kamer binnen en Hilde vroeg: “Hoeveel dieren zijn er wel niet?”
“Ik vind dit wel iets voor de Dierenbescherming,” zei Rico, haalde zijn mobieltje uit zijn jaszak en begon foto’s te nemen.
Wende sprong op en trachtte het ding uit Rico’s hand te grissen. “Laat dat!” riep ze.
“Echt niet,” zei Rico en hield haar van zich af.
“Je hebt het recht niet! Jullie allemaal niet! Het is huisvredebreuk!”
“Het is dierenmishandeling!” zei Rico.
Wende gaf Rico een schop en begon te gillen dat hij haar huis uit moest.
Hilde stond het verbijsterd aan te kijken. Was dit de aardige, gezellige Wende die ze kende?
Ze draaide zich om en verliet de kamer. Ze liep omhoog, op de trap lag een dode parkiet, naar de kamer waar Beer stond.
De kooi stond er nog en ze zag drie cavia’s in de kooi, maar er klopte iets niet. De geur was afgrijselijk. En ze lagen heel stil.
Stom staarde Hilde naar drie dode cavia’s. Twee zeugjes en haar Beer. Haar lieve Beer… hij was blijkbaar al een tijdje dood, maar ze herkende hem nog heel goed. Zijn rode haar en zijn pony over zijn ogen zou ze uit duizenden herkennen.
Ze boog zich over de kooi heen en terwijl tranen op zijn rode vachtje druppelde, zei ze: “Wat heb ik je aangedaan? Wat heb ik je aangedaan…”



De Diereninspectie had alle dieren in beslag genomen. Er waren er veel meer dan Hilde de laatste keer dat ze bij Wende was, had gezien. Wende was dieren voor de opvang in huis blijven halen maar ze had ook veel dieren gekocht. En Beer en de twee zeugjes waren helaas niet de enige dieren die waren overleden.
Aart was teruggekomen, want hij was inderdaad naar zijn moeder gevlucht, maar niet naar Wende’s huis maar naar Bobs huis. Hij legde aan een verdrietige Hilde en een kwade Rico uit hoe Wende langzaam was afgezakt en niets in het huishouden had gedaan terwijl er wel steeds meer dieren bijkwamen.
“Maar waarom deed jij dan niets, man?” vroeg Rico. “Het idee, dat Shira het huis vollaadt met dieren. Ik zeg dan echt wel nee, hoor!”
Aart zuchtte en zei: “Het was moeilijk haar iets te weigeren. Ik wilde graag dat ze gelukkig was. Maar het was erg moeilijk om haar gelukkig te houden. Ze was thuis gewend dat ze nooit iets hoefde te doen in het huishouden, dus dat deed ze ook niet toen we gingen samenwonen. Ik heb al die jaren het huishouden gedaan terwijl ik een fulltime-baan heb en zij een parttime-baan. En toen we geen dieren hadden, ging dat ook wel. En toen we drie cavia’s hadden, ging het ook nog want ik verschoonde ze en gaf ze te eten en kocht voer voor ze. Het werd me pas te veel toen zij met die opvang begon en al die dieren in huis haalde. Ik kon er niet meer tegen: kooien en hokken en bakken en manden in de gang, op zolder, in de slaapkamer, in de woonkamer, de keuken…”
“En waarom greep je dan niet in toen je zag dat de dieren het slecht hadden?”
“Dat zag ik niet, toen zat ik bij mijn moeder. Ik heb het uiteindelijk uitgemaakt.”
“En het kwam niet bij je op die dieren te helpen?” vroeg Hilde.
“Wat had ik dan kunnen doen?”
“Hulp zoeken.”
“Ik ben naar de huisarts gegaan maar die zei dat ze volkomen normaal was. Ik dacht eerst dat ze misschien een burn-out of zo zou hebben omdat ze haar baan verloren was.”
“Je had de Dierenbescherming moeten waarschuwen. Dan zouden Hilde’s dier en de andere dode dieren nog geleefd hebben.”
“Ik zeg niet dat ik genoeg gedaan heb, maar op dat moment wist ik niet wat te doen.”
“En de dieren zijn er de dupe van…” zei Hilde.



Ze had Beer en de zeugjes in een plastic zak gedaan en Rico had een groot gat gegraven in zijn achtertuin en daar hadden ze ze ingelegd.
Op het graf stond nu een grote steen waar hun namen opstonden en er was een boompje op het graf geplant.
Hilde had er een foto van gemaakt en die stond nu op een tafeltje bij haar, tezamen met een kaarsje, een vaasje bloemen en een foto van hem toen ze hem net had.
Ze liep er iedere dag meerdere keren langs en iedere keer weer voelde ze zich schuldig, ook al wist ze dat het niet haar schuld was.
Maar als zij Beer niet had meegenomen… als het vriendinnetje van Beer niet was gestorven… Maar uiteindelijk was het natuurlijk Wende die op de meest vreselijke manier denkbaar het vertrouwen van Hilde had geschonden. Hilde had Wende blind vertrouwd toen ze Beer bij haar had achtergelaten en ze had de verklaringen die Wende had gegeven voor de rommel onmiddellijk geloofd. Omdat Hilde zelf eerlijk was en nooit zou liegen, was het niet bij haar opgekomen dat Wende dat wel zou doen.
Ze dacht aan Beer, die zo vrolijk was geweest en zo actief, en die zo intelligent was en zo sociaal en die alles altijd maar zo leuk had gevonden… hoe vrolijk hij naast haar op de bank in de trein had gezeten op zijn handdoekje…


Een jaar later was Hilde volledig hersteld van het ongeluk en keek ze toe hoe Rico naar het bord op de voordeur keek.
“En?”
“Ik vind het geweldig!”
Shira, met de baby op haar arm, zei: “Je zou nooit op dit idee gekomen zijn als het niet om Beer was.”
“Dat is zo,” zei Hilde en ging naast Shira staan om ook naar het bord te kijken. “Maar toch had ik liever gehad dàt ik nooit op het idee gekomen zou zijn. Want dat zou inhouden dat Beer niet gestorven zou zijn.”
“Maar denk eens in hoeveel cavia’s er nu geholpen worden! En dat allemaal dankzij Beer! Zo komt er uit iets heel naars toch nog iets moois.”
Rico knikte en legde zijn armen om zijn vrouw en zus en las hardop voor wat er op het bord stond: “Cavia-opvang Beer.”


Ter nagedachtenis aan
Gileon.

 

 

top      home