Allel |
één
van de varianten van een gen |
Allelenpaar |
twee
varianten van een gen die voor een bepaald
kenmerk zorgen |
Autosoom |
chromosoom
dat geen geslachtschromosoom is of geen
mitochrondiaal chromosoom |
Autosomale
aandoening |
aandoening
veroorzaakt door een gen dat op een autsoom
ligt |
Base
(meervoud basen) |
letter
van het DNA-alfabet |
Basenpaar |
onderdeel
van het dubbelstrengs DNA-molecuul bestaande
uit een A-G of een T-C combinatie |
Centriool |
celorganel
dat spoeldraden aantrekt |
Centromeer |
de
centrale insnoering van een chromosoom;
het deel waarmee een chromosomenpaar aan
elkaar verbonden is |
Chromatiden |
de
twee identieke DNA-strengen van een delingschromosoom |
Chromatine |
nucleînezuren
en eiwitten waaruit chromosomen zijn opgebouwd |
Chromosomale
aandoening |
aandoening
veroorzaakt door een verandering in het
aantal of de vorm van bepaalde chromosomen |
Chromosoom |
de
manier waarop het erfelijke materiaal in
bepaalde fasen zichtbaar is |
Codon |
een
opeenvolging van drie basen in het mRNA
die codeert voor de aanmaak van een bepaald
aminozuur of de stopzetting daarvan |
Crossing
over |
het
uitwisselen van stukje DNA tussen chromosomen |
Cytogenetica |
studie
van het erfelijk materiaal in de cel |
Deletie |
afwijking
van een chromosoom of gen dat een stukje
mist |
Diploïd |
het
normale aantal chromosomen in een cel |
Dizygoot |
niet-identieke
of twee-eiïge tweeling: twee verschillende
eicellen zijn door twee verschillende zaadcellen
bevrucht |
DNA |
desoxyribonucleïnezuur;
van het Engelse desoxyribonucleic acid
de molecule die het erfelijk materiaal bevat |
Dominantie |
een
gen dat domineert (overheerst) over een
ander gen; het dominante gen komt altijd
tot uitdrukking |
Drager |
een
organisme dat heterozygoot is voor een mutant
allel dat normaalgesproken alleen tot uiting
komt in homozygote of hemizygote toestand |
Duplicatie |
afwijking
van een chromosoom of gen dat een bepaald
stukje dubbel heeft |
Eiwitsynthese |
vorming
van eiwitten door specifieke aminozuren
samen te voegen volgens instructies van
het mRNA |
Essentiële
aminozuren |
die
aminozuren die niet door het organisme kunnen
worden aangemaakt (in de mens 9) en derhalve
uit de voeding moeten komen |
Expressiviteit |
periode
of mate waarin een allel zich uit in het
fenotype |
Fenotype |
hoe
een organisme eruitziet ten gevolge van
de werking van de genen; de zichtbare uiting
van een gen of genencombinatie |
Frameshift-mutatie |
mutatie
ten gevolge van deletie of insertie waardoor
het afleespatroon van een gen dermate veranderd
is dat het niet meer te lezen is |
Gameet |
onbevruchte
voortplantingscel, zowel een eicel als een
zaadcel |
Genetische
code |
opeenvolging
van basentriplets of codons |
Genetische
instabiliteit |
bepaalde
delen van het DNA die gevoelig zijn voor
opeenvolgende mutaties |
Genoom |
alle
genetische informatie (complete hoeveelheid
DNA) van een organisme |
Genotype |
al
de genen die een organisme bezit, vormen
samen zijn genotype |
Haploïd |
het
aantal chromosomen in een voortplantingscel |
Hermafrodiet |
organisme
dat zowel de mannelijke als de vrouwelijke
geslachtsorganen bezit |
Heterozygoot |
de
aanwezigheid van twee verschillende allelen
op een bepaalde locus van een homoloog chromosomenpaar |
Homozygoot |
de
aanwezigheid van twee gelijke allelen op
een bepaalde locus van een homoloog chromosomenpaar |
Insertie |
een
chromosoom dat veranderd doordat een stukje
DNA wordt ingevoegd in bestaand DNA |
Inteelscoëfficiënt |
de
kans dat nageslacht van bloedverwante ouders
twee identieke allelen van een bepaald gen
heeft geërfd van een voorouder |
Inversie |
een
chromosoom dat verandert doordat een stuk
chromosoom zich heeft omgedraaid in het
chromosoom |
Locus
(meervoud Loci) |
de
plaats waar een gen op een chromosoom ligt |
Meiose |
celdeling
die plaatsvindt in de voortplantingsorganen
en waarbij het aantal chromosomen wordt
gehalveerd |
Mitose |
celdeling
die plaatsvindt in cellen waarbij de nieuwe
cel een exacte kopie is van de oude cel |
Monozygoot |
identieke
twee- of meerling die ontstaat uit één
bevruchte eicel |
mRNA |
messenger-
of boodschapper-RNA dat de erfelijke informatie
overbrengt van het DNA in de celkern naar
de ribosomen in het cytoplasma |
Mutagenen |
chemische,
biologische of fysische factoren die mutaties
kunnen veroorzaken |
Mutatie |
verandering
in het DNA die blijvend is |
Erfelijke
mutatie |
mutatie
die onstaat in een voortplantingscel |
Somamutatie |
mutatie
die ontstaat in een lichaamscel en die niet
overerfbaar is |
Nonsensmutatie |
een
mutatie door vervanging van een base waardoor
een nonsens- of stopcodon ontstaat |
Puntmutatie |
mutatie
die ontstaat doordat één nucleotide
wordt vervangen |
Nucleus |
de
kern van een cel |
Overkruising |
de
uitwisseling van stukjes chromosomen waardoor
ieder chromosoom een stukje van de ander
krijgt |
Poollichaampje |
een
afsplitsing van de eicel tijdens de meiose
niet levensvatbaar is |
Recessiviteit |
het
verschijnsel dat een gen dat recessief is
(terugtredend) niet tot uiting komt in het
fenotype |
Ribosoom |
orgaantje
in de cel dat eiwit kan produceren volgens
de instructies van het DNA |
RNA |
ribonucleïnezuur
van het Engelse ribonucleic acis; erfelijk
materiaal dat in het cytoplasma van de cel
aanwezig is |
Segregatie |
het
op willekeurige wijze splitsen van de chromosomen
tijdens de meiose |
Stamboom |
schema
van de leden van een geslacht in hun verschillende
graden van verwantschap, in de vorm van
een boom inclusief hun erfelijke factoren |
Stopcodon |
een
instructie in een gen dat er voor zorgt
dat de procudere van het aanmaken van een
eiwit wordt beëindigd |
Telomeren |
uiteinden
van de chromosomen |
Tetratogeen |
chemische
of fysische factor die aangeboren afwijkingen
doet ontstaan of toenemen |
Triplet |
drie
opeenvolgende basen in DNA of RNA |
Verwantschapscoëfficiënt |
de
kans dat twee nakomelingen hetzelfde allel
van een gemeenschappelijke voorouder erven |
Wildtype-gen |
de
natuurlijke variant van een gen; het gen
zoals dat voorkomt van nature |
X-chromosoom |
geslachtschromosoom |
Y-chromosoom |
geslachtschromosoom |
Zusterchromatiden |
twee
identieke DNA-strengen tijdens de deling |
Zusterchromatidenuitwisseling |
uitwisseling
van stukjes DNA tussen twee chromatiden |
Zygote |
bevruchte
eicel |